Foto Otto Snoek

Foto Otto Snoek


Het kunstwerk

Het beeld La grande musicienne van Henri Laurens stelt een knielende, lier spelende vrouw voor. Laurens maakte het gipsen origineel in 1938. Het bronzen exemplaar dat het beeldenterras in Rotterdam siert, is pas in 1963 gegoten. Men ziet het beeld tegenwoordig als een sleutelstuk in het oeuvre van de kunstenaar, een belangrijke vertegenwoordiger van de vroege kubistische beeldhouwkunst.

Aan het beeld is duidelijk af te lezen dat Laurens in 1938 al voorbij was aan het strenge kubisme en een meer lyrische stijl hanteerde. Het gaat hem in dit beeld niet meer om het tegelijkertijd weergeven van verschillende aanzichten of onderdelen, maar eerder om het herschikken en laten vervloeien van vormen en om de sculpturale spanning die hij met deze zware, sensuele vormen oproept. Alle vormen, van de grote ronding van de heup, de sikkelvormige arm, de snaren van lier tot de punt van de elleboog, lopen in elkaar over. Alleen bij de rug treft men een diepe groef die een linker- en een rechterzijde markeert. De rug vormt een centrale as waar de elementen van het beeld omheen draaien, deze beweging nodigt uit de figuur van alle zijden te bekijken.

Het beeld is buitengewoon zorgvuldig gegoten. De huid is voorzien van een donker patina en is glad, dat doet de glooiingen in het beeld door de gelijkmatige terugkaatsing van het licht nog beter uitkomen.

Vervaardiging
1938
Verwerving
1963
Onderdelen
2, beeld en sokkel
Vervaardiging, proces
gieterij Valsuani
Afmetingen
200 x 110 x 100
Materiaal
Geelkoperlegering, patine zwart/bruin/groen
Verwerving
Aankoop gemeente Rotterdam

De plek

Ter verfraaiing van het nieuwe concertgebouw De Doelen in Rotterdam, dat in 1966 gereed kwam, ging de gemeente Rotterdam op zoek naar een geschikt beeldhouwwerk dat in de nabijheid van de nieuwbouw op het Schouwburgplein kon worden opgesteld. De bedoeling was om een beeld te kopen van een kunstenaar met internationaal aanzien, dat wat onderwerpskeuze betreft zou passen bij de functie van De Doelen.

Aanvankelijk had men een voorkeur voor De zang der vocalen, een laat werk van Jacques Lipchitz, maar dat beeld werd net eerder aangekocht door het Museum Kröller-Müller in Otterlo. La grande musicienne van Henri Laurens beantwoordde even goed aan de gestelde eisen, zowel wat betreft de status van de maker als het aan de muziek gerelateerde onderwerp. Het was in 1960 al te zien geweest in Rotterdam, toen het samen met het beeld L’adieu van Laurens tentoongesteld werd op de Floriade. Van de vijf afgietsels die van het gipsen origineel waren gemaakt, waren vier exemplaren al verkocht aan Parijs, Stuttgart, Zürich en Berlijn.

In maart 1963 werd een verzoek om extra financiën in het Fonds Stadsverfraaiing te storten ingediend en gehonoreerd en kon de koop worden gesloten. Echter, het nieuwe muziekcentrum was nog niet gereed en in afwachting van de oplevering werd La grande musicienne tijdelijk geplaatst in de tuin van Museum Boijmans Van Beuningen. In 1966 kreeg het alsnog een plaats op de binnenhof van De Doelen. Toen deze ruimte later als dienstruimte ging fungeren, werd het beeld in 1988 opnieuw verplaatst, nu naar de hoek van het Kruisplein. Nog later, toen er nieuwbouw gepleegd werd naast De Doelen, is het beeld verhuisd naar het Schouwburgplein. Sinds de aanleg van het beeldenterras aan de Westersingel heeft La grande musicienne een definitieve ereplaats in de stad verworven.

Henri Laurens

Henri Laurens

Kunstenaar Henri Laurens (1885-1954) heeft van zijn geboorte tot zijn dood in Parijs gewoond en gewerkt. Hij volgde een dagopleiding tot decorateur en steenhouwer en nam in de avonduren tekenlessen. Toen hij in 1911 de kunstenaar Georges Braque ontmoette, sloot hij zich aan bij diens kubistische stijl. Laurens maakte collages, reliëfs en sculpturen van polychroom hout, gips en metaal, waarin hij probeerde een ruimtelijke vorm te vinden voor de papieren collages van kubisten als Braque en Picasso. Door de toepassing van kleur in zijn beelden wilde hij het effect van de lichtval op het beeld neutraliseren.

Aanvankelijk is Laurens’ vormentaal geometrisch en is de opbouw van zijn beelden rigide te noemen, maar vanaf 1921 krijgt zijn werk een meer organische vormg. Aan het einde van de jaren 1920 worden zijn figuren, die in hun eenvoud van grote kracht zijn, voller en ronder en winnen aan monumentale compactheid. Laurens raakt steeds verder verwijderd van het kubisme. De vrouwenfiguur wordt het hoofdthema in zijn werk, dat hij vaak benadert vanuit de klassieke mythologie. Hij concentreert zich daarbinnen echter niet zozeer op het verhalende, maar op strikt plastische problemen zoals de ordening van vorm en volume.

Met de gestegen waardering voor zijn werk aan het einde van de jaren 1930 kon hij zich permitteren om op een groter formaat in brons te gaan werken. Naast het beeldhouwen hield Laurens zich bezig met het illustreren van boeken, waaronder dichtbundels van vrienden. Zowel in 1949 als in 1962 werd zijn werk geeerd met een overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Een jaar voor zijn dood in 1953, kreeg hij de prijs voor de beeldhouwkunst op de Biënnale van São Paolo. Henri Laurens ligt begraven op het kerkhof Montparnasse te Parijs.


La Grande Musicienne

Jelle Bouwhuis

Het beeldenterras aan de Westersingel toont een serie sculpturen waarin de menselijke figuur op verschillende manieren is benaderd. Het brons van Rodin is relatief realistisch. In de sculpturen van Mastroianni en Wotruba zijn een figurenpaar en een liggende figuur sterk geabstraheerd weergegeven. In de werken van Shapiro en Visser wordt de associatieve kracht van de constructie, respectievelijk de assemblage getest. De op één na oudste sculptuur van het beeldenterras, La grande musicienne (de grote muzikante) van Henri Laurens, buit meer dan de andere werken de plastische mogelijkheden van een wetmatige vorm uit. Laurens heeft het motief van de vrouwelijke figuur, die versmolten is met een lier-achtig muziekinstrument, gecombineerd met een spiraalvorm. Aan de achterzijde van het brons bevindt zich een diepe groef over de gehele lengte van het beeld. Aan de voorzijde is de zigzagvorm van de spiraal het meest nadrukkelijk. Bolronde vormen – die associaties oproepen met (vrouwelijke) lichaamsdelen als benen, billen, borsten, hoofd en arm – lopen spiraalsgewijs en vloeiend in elkaar over en maken van het uiterst elegant gemodelleerde volume ‘De grote muzikante’. Om de opbouw en de complexiteit van de vorm enigszins te doorgronden, moet de kijker beslist een aantal malen rond het beeld lopen, wat door de plastische draai van het beeld ook wordt afgedwongen.

Laurens’ vroege werk vanaf ongeveer 1915 wordt tot het kubisme gerekend. Kenmerkend voor het kubisme is onder meer dat de kunstenaar op basis van een raster, een stramien werkt. Kubistische composities volgen dan ook hun eigen wetmatigheden en hebben weinig meer met de nabootsing van de werkelijkheid van doen, maar er zijn wel herkenbare aanknopingspunten, zoals associatieve vormen en sporadische, realistische details. Laurens maakte aanvankelijk kleine, collageachtige beelden en reliëfs, verwant aan die van Braque en Picasso. In de loop van de jaren twintig maakte het kubistisch idioom, met zijn facetachtige en rechthoekige vormentaal, langzaam plaats voor ronde vormen en welvingen en werd het vrouwelijk naakt Laurens’ belangrijkste thema. Zijn werk ging uiteindelijk meer overeenkomsten tonen met dat van Matisse dan met diens kubistische tegenpolen. De geprononceerde groef of ruggengraat, die het Rotterdamse beeld aan de achterzijde in tweeën deelt en die als compositorisch rustpunt fungeert, is een vondst die Matisse – op zijn beurt beïnvloed door de formele strengheid van het kubisme – al veel eerder had toegepast in een reeks grote reliëfs van een vrouwelijk naakt, van achteren gezien.

La grande musicienne – zonder meer een hoogtepunt in Laurens’ oeuvre – heeft alleen nog de stramiensgewijze opzet en het vervloeien van volumes gemeen met zijn eerdere kubistische werk; de wulpsheid en uitnodigende welvingen gaan ronduit tegen het kubisme in. Of zoals Laurens ooit over zijn latere werk zei: ‘Ik leg mij toe op de rijping van vormen. Ik zou willen dat ik ze zo vol, zo sappig kon maken, dat er niets meer toegevoegd zou kunnen worden.’ Bij het streven van de Commissie Stadsverfraaiing om werk van grondleggers van de moderne beeldhouwkunst aan te kopen, was dat van Laurens eigenlijk een tweede keus. Vast stond dat het aan te kopen beeld qua onderwerp moest passen bij het nieuwe concertgebouw de Doelen, dat in 1966 gereed zou komen. Aanvankelijk liet de commissie het oog vallen op Le chant des voyelles (De zang der vocalen) uit 1931, een laat werk van Jacques Lipchitz, een van de belangrijkste beeldhouwers van het kubistische era. De sculptuur werd echter voor de neus van de commissie weggekaapt door het Kröller-Müller Museum in Otterlo. Een alternatief werd gevonden in La grande musicienne van Laurens. Deze sculptuur beantwoordde even goed aan de thematische en kunsthistorische eisen, ook al betrof het hier, net als bij het beoogde beeld van Lipchitz, een later werk dat niet meer voor kubistisch door kon gaan.

Laurens begon pas in de jaren 1930 beelden van het formaat van La grande musicienne te maken, wat samenhing met de groeiende erkenning die zijn werk ten deel viel. Een klein beeld van hetzelfde motief maakte hij in 1937; een jaar later volgde het gipsen origineel voor de grotere versie van de sculptuur. Pas lang na zijn dood werd deze enkele malen afgegoten in brons.
In 1962 was een exemplaar te zien op de grote overzichtsten-toonstelling van Laurens in het Stedelijk Museum Amsterdam. De aankoop van het beeld in 1963 door de gemeente Rotterdam verliep aanmerkelijk sneller dan de keuze van de locatie ervoor. Tot 1966 ontfermde Museum Boijmans van Beuningen zich over de sculptuur. Daarna stond het beeld lange tijd beschut op de patio van de Doelen, omdat er gerede twijfel bestond of de relatief kleine sculptuur zich kon verhouden tot de grootte van het gebouw als het erbuiten zou staan. Toen het brons ten langen leste toch op het plein vóór het concertgebouw werd geplaatst, werd het al snel een object waar fietsers hun rijwiel tegen stalden, en een plek voor achtergelaten afval. De Doelen zelf werd bovendien uitgebreid, waardoor een goede situering voor het beeld ter plaatse steeds verder uit het zicht raakte. Mede daarom is Laurens’ muzikante nu definitief naar het beeldenterras aan de Westersingel verhuisd.

Literatuur
Cat. Laurens, Amsterdam (Stedelijk Museum) 1962.
Cat. Laurens & Braque – les donations Laurens et Braque á l’état français, New York (The New York Cultural Center) 1971.
Cat. Henri Laurens, Bern (Kunstmuseum Bern) 1985.