Moore vanaf het Groothandelsgebouw, uit Dialoog kunst en gebouw (uitgave Bouwcentrum Rotterdam 1970)

Moore vanaf het Groothandelsgebouw, uit Dialoog kunst en gebouw (uitgave Bouwcentrum Rotterdam 1970)

Werktekening geveldetail uit Dialoog kunst en gebouw (uitgave Bouwcentrum Rotterdam 1970)

Werktekening geveldetail uit Dialoog kunst en gebouw (uitgave Bouwcentrum Rotterdam 1970)

Uitvoering van het metselwerk uit Dialoog kunst en gebouw (uitgave Bouwcentrum Rotterdam 1970)

Uitvoering van het metselwerk uit Dialoog kunst en gebouw (uitgave Bouwcentrum Rotterdam 1970)

Voormalig bouwcentrum (Vestia) 2006, foto Pieter Vandermeer

Voormalig bouwcentrum (Vestia) 2006, foto Pieter Vandermeer


Het kunstwerk

Het bakstenen Wall Relief No.1 dat sinds 1955 de gevel van het voormalige Bouwcentrum siert, is een ontwerp van Henry Moore. De wand is bekleed met circa 16.000 handgemaakte bonte klinkers, die op maat gehakt zijn en daarna in wild verband tot een reliëf zijn samengevoegd. Twee meestermetselaars zijn, verspreid over ongeveer vier maanden, samen 1200 uur met de klus bezig geweest.

Aan de boven- en onderzijde van het reliëf is de nadruk gelegd op de horizontale lijnen en aan de zijkanten vooral op de verticale. Dit is gedaan in verschillende geometrische patronen – blokken, lijnen of cirkels, variërend van lengte, breedte en aantal – die samen een kader vormen. Ze steken uit de wand of zijn juist verdiept aangebracht. Toch doen deze motieven niet aan als een omlijsting. Op enkele punten zijn elementen ingebracht die het kader doorbreken. In het midden is de compositie vrijer opgebouwd. Vijf organische vormen zijn losjes naast elkaar in het vlak geplaatst. Ze doen denken aan lichamen of planten, en aan vormen die in een proces van jaren door natuurkrachten zijn ontstaan, bijvoorbeeld door water, zand en wind uitgesleten stenen.

Vervaardiging
1955
Verwerving
1956
Locatie
1955, Weena 700, CS kwartier | Centrum
Vervaardiging, plaats
Rotterdam
Vervaardiging, proces
Metselwerk, aan de hand van schriftelijke aanwijzingen van de kunstenaar
Vervaardiging, personen
Meestermetselaars Gerrit Philips en Kees Molendijk
Afmetingen
840 x 1860
Materiaal
Waalformaat handvorm bonte klinkers
Verwerving
Opdracht
Eigenaar
Bouwcentrum (nu Maarsen Groep)

De plek

De architect van het nieuw te bouwen Bouwcentrum aan het Weena, J.W.C. Boks, kreeg in 1954 het idee om een artistieke decoratie voor de hoofdgevel van zijn gebouw te laten ontwerpen. Boks stelde voor om de inmiddels internationaal bekende Henry Moore voor de opdracht te vragen. Moore had net een solotentoonstelling van zijn sculpturen in Museum Boijmans Van Beuningen gehad. Hij werd in de zomer van 1954 benaderd voor het maken van een schetsontwerp. Na enig aarzelen – hij had nog nooit in baksteen gewerkt – stemde hij toe.

De opdracht was eenvoudig: ontwerp een wand in normale bakstenen, waarbij de vormgeving vooral door de mogelijkheden van het materiaal wordt bepaald. Moore maakte ontwerpen op schaal in gips. Vijf maanden later had hij er zeven klaar. Eén daarvan werd uitgekozen. Dit model van 55 bij 25 centimeter (schaal 1:33) werd door de architect omgezet in éénenveertig werktekeningen op een schaal van 1:10. Twee meestermetselaars, Kees Molendijk en Gerrit Philips, werkten het ontwerp uit in rode baksteen. De uitvoering ging in juli 1955 van start en in oktober van dat jaar was het werk klaar.

Tijdens de uitvoering werden wekelijks foto’s van het reliëf-in-wording opgestuurd naar Henry Moore in Engeland, die telkens een reactie terugzond. De bedoeling was zo correcties van Moore te kunnen uitvoeren. Moore had echter weinig kritiek op het werk van de twee, er waren zelden aanpassingen nodig. Ook de voorgestelde eindafwerking die Moore ter plekke persoonlijk zou uitvoeren, vond hij niet nodig.

Bij de opening van het Bouwcentrum op 22 december 1955 is het reliëf onthuld, in bijzijn van de kunstenaar, de Britse Consul-generaal, de directeur van het Bouwcentrum en de voorzitter van de Vereniging Nederlandse Baksteenindustrie. Het ontwerp voor het reliëf heeft Moore geschonken aan het Bouwcentrum. Alle schetsontwerpen zijn later in brons afgegoten.

In 2010 werd het voormalige Bouwcentrum, nu Weenapoint geheten, gesloopt, uiteraard nadrukkelijk met behoud van het meesterwerk Wall Relief No.1. De Architecten Cie die de prijsvraag voor nieuwbouw op deze plek won, tekende voor het ontwerp van de tegenwoordige torens. Het behoud van Wall Relief No.1 op de oorspronkelijke plek, uiterst rechts in de gevel, behoorde tot het programma van eisen dat de architect mee kreeg. In verband met de werkzaamheden werd Wall Relief No.1 in 2012 verwijderd en in 2015 terugplaatst.

Terugplaatsing Wall Reliëf No 1 – Henry Moore from Christian de Leeuw on Vimeo.

Op vrijdag 16 januari 2015 is het monument Wall Reliëf No 1 van Henry Moore teruggeplaatst. De muur maakt onderdeel uit van FIRST Rotterdam.

Timelapse Henry Moore kunstwerk Rotterdam from Christian de Leeuw on Vimeo.

De verwijdering van Wall Reliëf No.1 in 2012.

Henry Moore

Henry Moore

Henry Moore (1898-1986) werd in Castleford, Engeland geboren. Hij wist al op jonge leeftijd dat hij beeldhouwer wilde worden, maar begon aanvankelijk in 1916 als leraar. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende hij in het leger, daarna kreeg hij een beurs voor de Leeds School of Art. In 1921 ging hij beeldhouwkunst studeren aan het Royal College of Art in Londen. Door bezoeken aan het British Museum raakte hij geïnteresseerd in Mexicaanse, Egyptische and Afrikaanse sculpturen.

In 1925 werd hij docent beeldhouwen aan het Royal College of Art. Ook maakte hij een studiereis naar Italië. Omstreeks 1928 begon zijn loopbaan als beeldhouwer pas echt. In 1929 maakte hij zijn eerste liggende figuur, waarin de principes van vorm en compositie, die zijn gehele oeuvre zouden gaan bepalen al duidelijk zichtbaar zijn. In de volgende jaren experimenteerde hij met verschillende materialen, op zoek naar de mogelijke relaties tussen vormen, inwendige en uitwendige vorm, gewelfde massa en omsloten ruimte.

In Moores oeuvre, dat grotendeels – en vrij indirect – op de vrouwelijke vorm is geïnspireerd, overheersen enkele hoofdthema‘s: de liggende vrouwenfiguur, moeder en kind, het gezin. Zijn sculpturen, die hij zowel in plastische materialen modelleerde als uit harde materiaal uithakte, lijken eerder organisch gegroeid of door natuurkrachten te zijn ontstaan dan door mensenhanden gemaakt.

Van 1932 tot 1939 gaf Moore beeldhouwles aan de Chelsea School of Art. Gedurende de Tweede Wereldoorlog was hij officieel oorlogsschilder. In deze periode ontstonden de bekende Shelter-tekeningen van in metrobuizen schuilende mensen. Na de oorlog brak hij internationaal door, met name met een overzichtstentoonstelling van zijn werk in het Museum of Modern Art in New York. In 1948 won Moore de Internationale Prijs voor de beeldhouwkunst op de Biënnale van Venetië. Hij stierf in 1986, op achtentachtigjarige leeftijd, en ligt begraven in de crypte van de Saint Paul’s Cathedral in Londen.


Wall Relief No.1

Aukje Vergeest

Henry Moore studeerde aan de Leeds School of Art en kreeg in 1921 een beurs voor de Royal Academy of Art in Londen. Daar ontdekte hij het werk van kunstenaars als Picasso, Brancusi en de surrealisten. De klassieke opleiding aan de Londense academie benauwde Moore, en hij zocht daarbuiten naar andere inspiratiebronnen. Hij vond die bij de afdelingen Egyptische en Azteekse beeldhouwkunst van het British Museum in Londen. Deze archaïsche invloeden zijn met name in zijn vroege werk terug te zien. Het belangrijkste thema in het werk van Henry Moore daarentegen is klassiek: het menselijk lichaam, met name dat van de liggende figuur en het ensemble van moeder en kind. Slechts korte tijd maakte Moore abstract-geometrisch werk, om daarna weer terug te keren naar de organische, vooral menselijke vormen. Moore werkte aanvankelijk alleen in steen en hout, maar vanaf 1945, toen de vraag naar zijn werk groter werd, steeds meer in brons, waarbij hij meestal oplagen van zes of negen liet gieten. Met het gebruik van brons kregen zijn beelden vloeiender vormen en meer transparantie. Vanaf 1945 groeide zijn bekendheid en rond 1950 was Moore een wereldberoemde beeldhouwer, die steeds meer opdrachten kreeg voor aan architectuur gerelateerde sculpturen. Zo was er ooit sprake van dat hij voor het Centraal Station in Rotterdam twee beelden zou ontwerpen. Het reliëf dat Moore voor het Bouwcentrum in Rotterdam ontwierp, was zijn eerste werk in baksteen.

In 1954 wilde de Vereniging Nederlandse Baksteenindustrie het Bouwcentrum, dat deels was opgetrokken in baksteen, een geschenk aanbieden. De architect van het centrum, ingenieur W.J.C. Boks, opperde toen het idee om een decoratieve wand in baksteen te laten ontwerpen. Na veel discussie werd Henry Moore benaderd voor deze opdracht. In 1953 was in Museum Boijmans van Beuningen een tentoonstelling te zien geweest van het werk van Moore en hij had met zijn ontwerp voor een decoratieve gevel voor het Time|Life Gebouw in Londen (1952-53), bewezen dat hij ook in staat was een sculptuur te integreren in een gebouw. Binnen zijn oeuvre nemen reliëfs echter een zeer bescheiden plaats in. Moore wilde voor het Bouwcentrum eerst een proef nemen met het voor hem ongebruikelijke materiaal baksteen, maar nam de opdracht vervolgens aan. Hij koos voor Hollandse bakstenen, omdat hij deze door het kleinere formaat geschikter vond dan de Engelse.

In zomer van 1954 vervaardigde Moore een werkplan en zeven kleine modellen in gips, waarvan sommige een aantal figuren bevatten die sterk doen denken aan totempalen. Het door een jury gekozen model werd door de architect vertaald in niet minder dan 41 werktekeningen. Vervolgens werd het aan twee zeer bekwame metselaars overgelaten deze ontwerpen over te brengen in het metselwerk. Met ongeveer 16.000 zogenaamde ‘handvorm bonte klinkers’ metselden zij de geometrische en organische reliëfvormen in de muur. Het reliëf bestaat uit een lineaire ornamentering van horizontale en verticale lijnen en richels, en aan de boven- en onderzijde een soort fries met decoratieve figuren, die doen denken aan metalen strips en schroeven; ze omsluiten een vijftal biomorfe vormen in het midden van de muur.

De buiten-Europese kunst die Moore in het British Museum had bewonderd, deed haar invloed gelden: volgens Moore maakten de Assyriërs reeds beelden in baksteen en moest hij naar dat voorbeeld ‘componeren met lijnen en vlakjes in een geheel’, zoals terug te zien is in het fries met de decoratieve figuurtjes erin, en in de als het ware uit de hand getrokken lijnen links en rechts, die het reliëf omsluiten. Het muurvlak is nergens recht en symmetrisch: over het gehele vlak loopt een flauwe welving en ook alle geometrische reliëfvormen aan de zijkanten zijn net even verschillend van vorm en/of grootte. Het geheel maakt een zeer levendige indruk, niets is strak of statisch. Hoe langer je naar deze muur kijkt, hoe meer subtiele details gaan opvallen. De organische vormen in het midden van het reliëf, zijn soms hol, soms bol. Dit is typerend voor Moore die gefascineerd was door de spanning tussen convexe en concave vormen, waarmee hij met name in de jaren veertig en vijftig experimenteerde. De biomorfe vormen in het Rotterdamse reliëf doen in hun plastische werking denken aan de vrijstaande beeldengroep Three Standing Figures die Moore in 1952 maakte en de Upright Motifs uit 1955 (onder andere in de Beeldentuin van Museum Kröller Muller).

Van de voortgang van het metselwerk werden sinds de aanvang in juli 1955 elke week foto’s gemaakt, die Moore van kanttekeningen en correcties voorzag en vanuit London terugstuurde. Opmerkingen had hij overigens mondjesmaat, want de kunstenaar was blij verrast over het vakmanschap van beide meestermetselaars. Uiteindelijk achtte Moore het niet eens meer nodig om zelf de finishing touch aan te brengen, zo perfect was het metselwerk uitgevoerd. Als blijk van waardering schonk hij zijn ontwerp voor het muurreliëf aan het Bouwcentrum. Onder grote belangstelling werd het werk onthuld op 22 december 1955, tegelijk met de overdracht van de nieuwbouw. Moore beschreef het werk als een ‘rustpunt voor het oog’, en een ‘harmonisch hoofdstuk van het ritmische verhaal, dat door de lijnen en vlakken van het gebouw wordt verteld’. In de loop der jaren is de harmonie tussen het muurreliëf en de rest van het gebouw waarvan Moore sprak, echter verstoord geraakt. In 1967-70 werd het pand opnieuw uitgebreid, waarbij de ingang naar de andere zijde werd verplaatst zodat bezoekers niet meer langs het werk van Moore kwamen. Eind jaren tachtig verhuisde het Bouwcentrum naar een andere locatie en liet de nieuwe eigenaar van het pand een grijs-witte gevelbeplating aanbrengen, die niet past bij het bakstenen reliëf. Door al deze wijzigingen is het reliëf van Moore verworden tot niet meer dan een incident langs een drukke verkeersweg … en dat is jammer!

Literatuur
RKD, Den Haag, afdeling persdocumentatie, diverse knipsels ter gelegenheid van de plaatsing van het kunstwerk in 1955
Beeldengids Centrum Rotterdam, 2001
J.J. Beljon, H.O. Eckardt e.a. [red.], Dialoog kunst en gebouw, voorbeelden uit de praktijk, Rotterdam 1970
H. Read [introduction], Henry Moore, Sculptures and Drawings, Londen 1957-1965