Koningin Juliana onthult beeld van haar moeder (1968)

Koningin Juliana onthult beeld van haar moeder (1968)

Onthulling op 4 mei 1968, foto ANP

Onthulling op 4 mei 1968, foto ANP

Verplaatsing Wilhelmina (1968) op 12 april 2012

Verplaatsing Wilhelmina (1968) op 12 april 2012


Het kunstwerk

De beeldhouwster Charlotte van Pallandt was bevriend met koningin Juliana en vervaardigde meerdere portretten van de Nederlandse vorstinnen. Het standbeeld van koningin Wilhelmina in Het Park in Rotterdam werd in 1968 onthuld. Het is uitgevoerd in hardsteen, een materiaal dat men goed vond passen bij de persoonlijkheid van Wilhelmina. Men wilde haar uitgebeeld zien in al haar eenvoud, als de moeder des vaderlands: niet neerziend, maar opkijkend. Haar onverzettelijkheid, moed, standvastigheid en vastberadenheid komen tot uitdrukking in dit portret. Of, zoals Winston Churchill het verwoordde: “There is but one man and that is Queen Wilhelmina.”

Het robuuste, driehoekige beeld typeert Wilhelmina, gekleed in haar lange jas, met een brede bontstola om de hals en een hoed die bijna het gehele gezicht omhult. Met de armen strak langs het lichaam maakt ze een kordate indruk. De persoonlijkheid die Van Pallandt in het beeld heeft willen vangen, spreekt meer uit de houding dan uit de gelaatstrekken. Het gezicht is nauwelijks gedetailleerd en toch vond Juliana dat het beeld precies op haar moeder leek. Van Pallandt heeft voor het ontwerp foto’s gebruikt die van Wilhelmina zijn genomen toen zij in mei 1958 Monument voor alle gevallenen onthulde, het oorlogsmonument van Mari Andriessen in Rotterdam. Er gingen vele ontwerpen vooraf aan de definitieve versie van dit standbeeld. Het beeld was aanvankelijk gedacht in brons en er werd een bronzen model van circa twintig centimeter hoog vervaardigd. Toen dit model was vertaald in een gipsen versie van een meter hoog, koos men op de valreep voor uitwerking in steen. Het gipsen model is in Parijs mechanisch vergroot in steen tot drie meter en daarna voorgehakt door een steenhouwer in Haarlem. Vervolgens is het naar het atelier van Van Pallandt in Noordwijk gebracht voor de definitieve afwerking.

Vervaardiging
1968
Stroming
Realisme

De plek

De Rotterdammers voelden zich van oudsher sterk verbonden met de in 1962 overleden Wilhelmina. Bij het eerste bezoek van koningin Wilhelmina aan Rotterdam in 1891 werd de Wilhelminakade naar haar vernoemd. Tijdens de oorlog was Wilhelmina vanuit Engeland een grote morele steun geweest voor het zwaar getroffen Rotterdam. Het motto ‘Sterker door strijd’, dat zij na de oorlog uitsprak, werd opgenomen in het stadswapen van Rotterdam. In 1958 onthulde zij het monument van Mari Andriessen ter nagedachtenis aan alle in de Tweede Wereldoorlog gevallen Rotterdammers.

Op initiatief van mr. Van der Mandele (toenmalig voorzitter van de Kamer van Koophandel) werd in 1965 een gelegenheidscomité opgericht om een beeld van Wilhelmina aan de stad te schenken. Het geld voor het standbeeld werd bijeengebracht tijdens een grootschalige collecte onder burgerij en bedrijfsleven. Als locatie dacht men direct aan Het Park, een plek aan de oever van de rivier de Maas met het uitzicht waar Wilhelmina zo van hield.

Men wilde het beeld aanvankelijk op de verjaardag van Wilhelmina in 1967 onthullen, maar die datum werd niet gehaald. Het werd 4 mei 1968. De onthulling werd verricht door koningin Juliana. Het was uiteraard de bedoeling dat de kunstenares, die inmiddels negenenzestig jaar was, bij de onthulling aanwezig zou zijn, maar zij brak kort tevoren haar heup en moest verstek laten gaan. Tijdens de onthulling sprak de voorzitter van het Comité Standbeeld Koningin Wilhelmina, de heer van der Mandele: ‘We kennen nog de dag dat zij in onze stad terugkwam, stram rechtopstaand in haar open wagen, gewikkeld in haar haast armelijke oorlogskledij, zij, de vorstin van het verzet. Dat moest vereeuwigd worden in harde steen. De beeldhouwster heeft het zo begrepen en zo uitgevoerd, tot ons aller grote voldoening.’

Charlotte van Pallandt

Charlotte van Pallandt

Charlotte Dorothée baronesse van Pallandt (1898-1997)werd geboren in Arnhem. Ze kwam uit een adellijke familie wat haar carrière als beeldend kunstenaar aanvankelijk vertraagde. Zijzelf wilde altijd al kunstenares worden, maar haar familie was er tegen. In 1919 trouwde ze met een hooggeplaatste diplomaat en woonde daarna enkele jaren in Bern in Zwitserland. In 1923 verliet ze haar echtgenoot en trok naar Lausanne om schilderlessen te volgen.

In 1926 vestigde ze zich tijdelijk in Parijs, het toenmalige centrum van de moderne kunst. Ze volgde er schilderlessen bij André Lhote en leerde onder andere de Armeense beeldhouwer Hakob Gyurjian kennen. Hij adviseerde haar te gaan beeldhouwen en ze nam les bij Charles Malfray. Ook volgde ze lessen bij Charles Despiau. Haar werk werd beïnvloed door onder andere Aristide Maillol. Tot 1939 verbleef ze veelal in Parijs. Vanaf 1930 was Van Pallandt al wel lid van de Nederlandse Kring van beeldhouwers.

Het begin van de Tweede Wereldoorlog deed Van Pallandt naar Nederland terugkeren. Ze ontmoette de beeldhouwer Albert Termote, van wie ze waardevolle technische adviezen kreeg. In haar werk had vooral het menselijk lichaam de aandacht: niet de anatomische structuur, maar de samenhang tussen vlakken en volumes vond ze belangrijk. Het ging haar daarbij niet om oppervlakkige gelijkenis. Ze probeerde het innerlijke van de mens weer te geven.

In 1958 vertegenwoordigde ze Nederland op de Biënnale van Venetië. Brede erkenning als figuratief beeldhouwster kreeg ze echter pas in 1968 door de waardering voor haar beeld van koningin Wilhelmina in Rotterdam. Op haar vijfenzeventigste verjaardag werd ze benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. In 1980 won ze de Singerprijs. Tot op hoge leeftijd was ze actief en maakte ze portretten. Ze stierf in 1997 op achtennegentigjarige leeftijd in haar woonplaats Noordwijk.


Wilhelmina

Aukje Vergeest

Charlotte, barones van Pallandt werd in 1898 geboren in een aristocratisch milieu. Hoewel zij zeer beschermd werd opgevoed mocht zij schilderlessen gaan volgen bij Albert Roelofs, zoon van de bekende schilder Willem Roelofs. In 1919 trouwde zij, maar na vier jaar vertrok ze om in Lausanne een gedegen opleiding te gaan volgen bij de schilder Arnold Loup. In 1926 vertrok ze naar Parijs, waarna ze zich definitief aan de kunst wijdde. Ze ging in de leer bij Charles Malfray die haar ontwikkeling als beeldhouwer sterk heeft gestimuleerd.

Van Pallandt wilde echter ook haar eigen inzichten volgen. Ze bezocht Zadkines atelier en merkte daar over op: ‘Al zijn leerlingen maakten kleine Zadkines. Ik ben gewoon weggehold. Hij was razend.’ Malfray maakte haar vertrouwd met ruimtelijke compositie, de menselijke anatomie, de constructie en de verhoudingen van de verschillende lichaamsdelen ten opzichte van elkaar en de werking van licht en schaduw. Met haar realistische vormentaal sloot Van Pallandt in de jaren 1930 aan bij de neo-classicistische tendens die, als reactie op de nieuwe abstracte kunstuitingen aan het begin van de twintigste eeuw, was ontstaan. Zij streefde uiteindelijk naar een zo groot mogelijke vereenvoudiging van haar beelden.

Van Pallandt maakte rond haar zestigste met name portretten van oudere, door het leven getekende mensen. De bekendste zijn wel de kop van koningin Juliana (1955) en het monument voor koningin Wilhelmina. In deze portretten gaat het niet zozeer om de fysieke gelijkenis als wel om Van Pallandts visie op de persoonlijkheid van beide vorstinnen. In 1964 nam de voorzitter van de Kamer van Koophandel K. van der Mandele het initiatief tot de realisatie van een beeld van de in dat jaar overleden koningin Wilhelmina. Het geld voor dit beeld werd door het bedrijfsleven en de bevolking van Rotterdam bijeengebracht. Van Pallandt kreeg in 1966 de opdracht dit monument voor koningin Wilhelmina te maken. Het comité dat de opdracht verstrekte verzocht haar Wilhelmina uit te beelden als de koningin van het verzet. Men kende haar het best zoals zij in maart 1945 uit Engeland terugkeerde naar het bevrijde Nederland: wilskrachtig en onverzettelijk. Ook Van Pallandt associeerde Wilhelmina met de oorlog en wilde haar afbeelden ‘zoals het volk haar kende. Zij is een vorstin, trots, eenzaam. Zij was goed, maar niet gemakkelijk. Moeder des vaderlands’. Een foto in de krant – genomen bij de onthulling van het verzetsmonument van Mari Andriessen in Rotterdam – inspireerde Van Pallandt tot dit monumentale beeld van de vorstin: een piramidevorm, stoer en sterk. Het ene uitstekende armpje geeft het beeld tegelijkertijd iets vriendelijks mee. De enorme jas, die naar beneden toe uitstaat en bijna tot aan de grond komt, de grote bontkraag en de hoed waren voldoende voor de herkenbaarheid van de koningin; dit was haar typische verschijningsvorm. Bijna tegelijkertijd maakte ook Mari Andriessen een beeld van Wilhelmina voor het Wilhelminapark in Utrecht, met de vorstin in dezelfde karakteristieke houding in eenzelfde grote jas. Zijn Wilhelmina is echter van brons, gedetailleerder, naturalistischer en iets kleiner van formaat.

Aanvankelijk was het gezicht in Van Pallandts beeld ongedetailleerd weergegeven, maar in 1967 experimenteerde zij, op een speciaal vervaardigd gipsmodel van ongeveer één meter groot, met wat duidelijker gelaatstrekken. Toen koningin Juliana aanmerkingen had op de gelijkenis, besloot Van Pallandt om de detaillering weg te laten. Zo kon het gezicht rondom ook meer licht vangen. Het aanvankelijke plan om het beeld in brons te laten gieten, verdween naarmate het beeld vorderde. Uiteindelijk werd het gehakt in hardsteen, om de massieve monumentaliteit en het idee van onverzettelijkheid ervan nog eens extra te benadrukken.

Bij een steenhouwerij in Haarlem werden twee enorme brokken steen voorgekapt naar een gipsmodel op ware grootte. Daarna verhuisde het hardstenen beeld naar Van Pallandts atelier in Noordwijk, waar zij het voltooide. Over de hele oppervlakte is de steen ruw gelaten, wat de indruk van fierheid en onaantastbaarheid versterkt.

Van dit monument, dat in 1968 werd onthuld, zijn inmiddels diverse exemplaren gemaakt. Volgens Charlotte van Pallandt, die normaliter geen grote oplagen van haar beeldhouwwerk toestond, mocht er voor een beeld van de koningin geen beperking zijn. De eerste schets voor het Rotterdamse monument – 17 cm hoog – is in tienvoud in brons gegoten. Daarnaast is er een beeldje van 53 cm hoog, waarvan zes exemplaren bestaan. In de Tweede Kamer staat een bronzen exemplaar van ruim een meter hoog. In de jaren tachtig zijn er twee grote afgietsels in brons gemaakt van het Rotterdamse monument. Eén ervan behoort tot de collectie van de Hannema de Stuers Fundatie, waar zich eveneens het eerder genoemde gipsen model op ware grootte bevindt. Het tweede grote bronzen exemplaar staat sinds 1987 in de Paleisstraat in Den Haag, tegenover Paleis Noordeinde. Sinds 1984 waren er plannen voor een monument voor Wilhelmina in Den Haag, en na jarenlang touwtrekken over de aard en vorm hiervan, koos men uiteindelijk – als een niet bijster origineel compromis, dit beeld van Van Pallandt. Zo kreeg ook Den Haag haar eigen ‘iron lady’.

Literatuur
RKD Den Haag, afdeling Persdocumentatie, diverse mappen met knipsels over de plaatsing van het monument en diverse tentoonstellingen; afdeling Twintigste Eeuw, archief Charlotte van Pallandt
L. Tegenbosch, Charlotte van Pallandt. Beelden en tekeningen, Katwijk aan Zee 1978
L. Tegenbosch & M. Koekkoek, Charlotte van Pallandt. Beelden en Tekeningen, Zwolle 1994
Cat. Wilhelmina monumentaal. Impressie van de gang van zaken rond twee monumenten, Heino (Hannema de Stuers Fundatie) 1987
Cat. Charlotte van Pallandt. Gipsen en schetsen, Heino (Hannema de Stuers Fundatie) 2001