Sandra Smets

En daar staat het beeld van Atelier van Lieshout: een donkergroene toren van olievaten, gefotografeerd in de schemering, omgeven door het economisch hart van de stad. Deze stemmige foto was in het najaar 2011 de openingsdia van een symposium van de Economic Development Board Rotterdam. Dat ging over het nut van schoonheid in de stad. Een club mannen zat aan tafeltjes te brainstormen over manieren om internationale business naar de havenstad te halen. Een cultureel imago helpt het vestigingsklimaat, besloten de aanwezigen, die aanraadden daarbij de rauwe schoonheid van de stad uit te venten. Tegen dit decor glom de dia met Cascade, een kunstwerk dat het kapitalisme van die business zowel bekritiseert als bevestigt. — Twee jaar eerder had SIR aan Van Lieshout gevraagd om een voorstel te ontwikkelen voor hartje stad. Dat was bijna een vanzelfsprekende keuze. Rotterdam heeft een internationale beeldencollectie, maar daar zat nog geen beeld tussen van de bekendste Rotterdamse beeldhouwer van deze tijd. En daarbij gaf SIR de kunstenaar carte blanche om zelf een locatie uit te zoeken in het centrum. Van Lieshout koos het Churchillplein: het enige nog sculptuurloze plein op de Coolsingel, die ergens in de komende jaren een stadsboulevard met allure moet worden. Op dit moment is het vooral een eigenaardige plek: een verkeersader waar wegen elkaar kruisen, waar geen begin en eind lijkt te zijn, en hoge gebouwen het zicht op de toch nabije Maas wegnemen. Een monumentaal beeld als Cascade neemt een voorschot op de verwachte en geplande grandeur. Voor nu moest het vooral groot verrijzen om mee te kunnen doen in die omgeving: glimmende kantoortorens die de rijkdom van het bedrijfsleven uitstralen, de skyline van de gedroomde metropool. Die concurrentie was Van Lieshout toevertrouwd.

De officiële lezing van het beeld van Van Lieshout door de kunstenaar zelf gaat over dat bedrijfsleven: een wankele stapeling van olievaten als instabiele representatie van een ineen zijgende economie. Het is een kunstwerk in de klassiek moderne zin dat het ons een spiegel wil voorhouden: ecce homo, de wereld wankelt. Aan de olievaten hangen larmoyante figuren, die willen opklimmen op deze symbolische ladder, sommigen vallend, anderen omlaaggeduwd door fellere carrièrejagers. Wie wil kan er misschien nog meer in lezen. Dat geen van die mannetjes doorheeft dat ze bestaan uit olie, als – quasi-marxistisch gezien – een grondstof in de economische productie van het grootkapitaal. Van Lieshout is niet van de zachte hand. In zijn dystopische Slave City worden werknemers bij gebrekkig functioneren vermalen tot voedsel.

Maar vooral is het een Rotterdams beeld met zijn olievaten, die je bij wijze van spreken ingevoerd ziet worden in de haven. Daar heeft Van Lieshout zijn atelier. Als je met de Spido een boottochtje maakt, passeer je tussen alle containers ook een vreemde plek waar grote polyester schedels en mensfiguren staan. In dit zogeheten AVL-Ville lobbyde Van Lieshout in de jaren negentig voor een vrijstaat. Dat ging niet door: ook Atelier Van Lieshout had zich te houden aan de Nederlandse wetgeving. Toch was zijn rebellie vruchtbaar. Het droeg bij aan een mythevorming – wilde feesten, varkens aan het spit, dubieuze arbeidsomstandigheden, wapens – die blijvend zijn vruchten afwierp. Het rumoer oversteeg landsgrenzen. Van Lieshout werd gevraagd voor belangrijke internationale kunstmanifestaties. Van anti-autoritair werd hij zelf een autoriteit met als voorlopige top het ontwikkelen van een decor voor de Wagner-opera in Bayreuth.

En dat is waar Cascade vooral over gaat: over de selfmade culturele entrepreneur Joep van Lieshout. Wie deze sculptuur ziet, herkent de olieindustrie, maar hij herkent éérst Van Lieshout. Dat komt door zijn herkenbare beeldtaal. Met zijn bedrijf heeft hij een stijl ontwikkeld van anonieme mensfiguren die hij laat uitvoeren in hetzelfde polyester als zijn caravans en meubels. Zijn gestileerde mensfiguren zijn dusdanig typisch Van Lieshout dat elk beeld in zekere zin geldt als een logo voor zijn bedrijf. Ze hebben de stilering die sinds de moderne kunst beeldbepalend werd in de visuele wereld – al geeft het druiperige Cascade toch weer net een heel ander silhouet. Maar ook deze sculptuur is net als zijn andere beelden door zijn eenvoud buitengewoon fotogeniek, iets wat hij gemeen heeft met andere internationale kunststerren die de kunstmarktmechanismen naar hun hand zetten – Koons, Hirst, Prince.

Ondanks zijn internationale faam heeft Van Lieshout zijn levensloop en imago intens verbonden aan de havenstad. Eind vorige eeuw al leek hij symbool te staan voor die stoere stad, die onderaan de goede lijstjes bungelde en bovenaan de foute lijstjes stond. Als meubelfabrikant Lensvelt hem vraagt een reeks kantoormeubels te ontwerpen, besluiten ze om zijn ruige imago uit te vergroten. De cover van de catalogus, gevuld met bureaus en stoelen, toont de kunstenaar als een vrijheidsstrijder, borst half ontbloot, op een wagen met afweergeschut uit zijn vrijstaatjaren – aangekocht door Museum Boijmans Van Beuningen. Deze praalwagen annex museumstuk is een unique selling point dat geen meubelfabrikant ze na doet.

De metamorfose van een rebelse kunstenaar tot carrièremaker doet het goed in de publieke opinie. Hal Foster analyseert in Design and Crime hoe Frank Gehry vanuit zijn rebelse achtergrond het kon schoppen tot ontwerper van logo-architectuur, juist omdat hij gold als anarchist. Brutale beelden met een brutaal verleden gelden als dubbel gedurfd. Datzelfde geldt voor Van Lieshout. Ook hij maakt logobeelden die larger than life zijn en direct leesbaar – opvallend als Gehry’s iconische panden. Met die eenvoud concurreert hij met de bedrijfshuisstijlen van de omringende zakelijkheid.

Zo’n coming of age verhaal is een teken van persoonlijke ontplooiing, zeker met de eigenzinnigheid van de kunsten erbij een overwinning in deze moeilijke tijden van het individualisme. In die zin is Cascade met zijn worstelende mannetjes een zelfportret. Van Lieshouts succes past in een verlangen naar ontplooiing om uit te stijgen boven de massa, boven de anonieme figuurtjes die op zijn Cascade naar boven klimmen. Het zijn de werkmieren waar deze wereld uit bestaat maar waar niemand zich mee wil identificeren. De globale economie is zo ingrijpend, dat mensen de grip op hun wereld en werk verliezen. Ze voelen zich speelballen, op zijn marxistisch: radertjes in de maatschappij. Dat zie je aan die mannetjes in Cascade. Het zijn gezichtsloze figuren die proberen te overleven in een bedreigende economie. Van Lieshout wint die strijd.

Het is die bravoure en iconische kracht die de mannen van de Economic Development Board Rotterdam voorstaan. De dia van de Cascade kon niet beter gekozen zijn. Deze direct leesbare sculptuur past in zijn stilering bij het bedrijfsleven waar het zich toe verhoudt en wat het uitvergroot. De gladde afwerking en de bedrijfsmatige signatuur Atelier van Lieshout, symboliseren een heel ander soort kunst dan dat van de eenzame zolderkunstenaar. Van Lieshout is zelf big business. Het wil überkapitalisme ontmaskeren via datzelfde kapitalisme: een groot kunstwerk is een exclusief goed, onderdeel van de kunstmarkt. Deze overwinningszuil memoreert niet enkel het bedrijfsleven. Het is ook een monument voor Joep van Lieshout, op een A-locatie, een acht meter hoge triomf op een sokkel.

Kunstwerken

  • Cascade

    Atelier van Lieshout, 2010

    PermanentProgramma