Jelle Bouwhuis

‘Ik droom van een sculptuur, waarin landschap, architectuur en stad tot een eenheid worden! Het kan een stad zijn als Marseille, een van hitte laaiende stad, die plotseling van gedaante verwisselt, ze wordt een immens beeldhouwwerk, een reusachtige figuur, opgebouwd uit witte blokken en gelederd door vlakke, horizontale terrassen, neergevleid in een kaal en roerloos landschap’

Geen andere beeldhouwer die vertegenwoordigd is in de Internationale Beeldencollectie Rotterdam betrok zo nadrukkelijk de kenmerken van de stad op zijn werk als Wotruba. Conform het beeld dat hij van Marseille beschreef, omstreeks 1969, is zijn grote kalkstenen sculptuur op het beeldenterras letterlijk ‘een reusachtige figuur, opgebouwd uit witte blokken, neergevleid in het landschap. Dat de menselijke figuur de aanleiding is geweest voor het werk, lijkt bijzaak.

Toch is het onderwerp van Wotruba’s beelden altijd de mens, in staande, lopende, zittende of liggende houding. Tot het einde van de jaren 1940 deden zijn beelden nog het meest denken aan archaïsche Griekse figuur-sculptuur: statisch, enigszins disproportioneel, de gelaatstrekken gestileerd, maar bijna klassiek in maatvoering. De serene sfeer van deze beelden bleef behouden in zijn latere werk, ook al is dat veel geabstraheerder en zonder uitzondering opgebouwd uit de geometrische hoofdvormen kubus, rechthoek en cilinder. De rijke variatie binnen zijn oeuvre ontstaat door kleine afwijkingen in de gehanteerde elementaire vormentaal, en door de manier waarop de vormen scheef of gedraaid ten opzichte van elkaar aaneen zijn gesmeed.

Wotruba ontwikkelde deze karakteristieke stijl na de Tweede Wereldoorlog toen hij met moderne beeldhouwers als Zadkine en Laurens in contact was gekomen en met voorvechters van de moderne kunst, onder wie verzamelaar Peggy Guggenheim en directeur Willem Sandberg van het Stedelijk Museum Amsterdam. Die eerde hem in 1962 met een grote overzichtsexpositie. Het protoype voor de Rotterdamse Liggende figuur, een van de grotere werken uit Wotruba’s oeuvre, ontwikkelde de Oostenrijkse beeldhouwer rond 1960. Paradoxaal genoeg oogt dit type, door een overvloed aan diagonale lijnen, dynamischer en speelser dan zijn haast strenge, als Dorische zuilen opgevatte staande of lopende figuren. Van deze laatste is onder meer een bronzen exemplaar, Gehende uit 1952, in de binnenstad van Utrecht te zien. Dit Utrechtse beeld werd in 1974 verworven.

In het voorjaar van 1968 had Museum Boymans van Beuningen een omvangrijke reizende overzichtstentoonstelling van het werk van Wotruba in huis. Waarschijnlijk is dat de aanleiding geweest voor de Commissie Stadsverfraaiing om de Oostenrijker te benaderen met de vraag of hij voor Rotterdam een liggende figuur wilde hakken. In augustus van dat jaar stelde Burgemeester en Wethouders daartoe de benodigde gelden beschikbaar want ‘onder de kunstenaars, die tot de ontwikkeling van de beeldhouwkunst van deze eeuw in belangrijke mate hebben bijgedragen, neemt Wotruba een voorname plaats in’, aldus krantenberichten. Enkele maanden later besloot de Thyssen-Bornemisza Group, voorheen de in Rotterdam gevestigde Bank voor Handel en Scheepvaart, naar aanleiding van haar vijftigjarige jubileum het beeld aan de gemeente te schenken, zodat de gereserveerde gelden (Euro 33.000,-) in de gemeentekas konden blijven. Ook werd toen bekend dat het werk op de wandelkade aan de Westersingel zou worden geplaatst. Op 25 januari 1971 werd het aldaar onthuld door mevrouw Denise Thyssen-Bornemisza.

Fritz Wotruba had een grote voorliefde voor kalksteen als materiaal voor zijn beelden. Dit paste het beste bij de kubusvormen die zijn werk domineren en bij de ‘architectonische landschappen’ waarin de beelden vaak kwamen te staan. ‘Steen is het enige ware materiaal van de beeldhouwer. Alle andere, blik, ijzeren stangen, conservenblikken en spiraalveren zijn slechts armzalige surrogaten’, aldus Wotruba. De vormen werden door hem grof uitgehakt en niet verder afgewerkt, zodat het materiaal zoveel mogelijk voor zich sprak.

Wotruba, die van 1945 tot aan zijn dood in 1975 beeldhouwkunst doceerde aan de kunstacademie van Wenen, heeft veel meer ideeën en stellingen op schrift nagelaten. Zo had hij een uitgesproken mening over kunst in de openbare ruimte. Deze mocht volgens hem nooit ‘protserige opsmuk’ zijn voor kapitalistische bank- en verzekeringsgebouwen, maar moest zo veel mogelijk in haar autonome waarde worden gelaten. De situering van Liggende figuur in Rotterdam is in dat opzicht voorbeeldig. Wotruba was al even compromisloos als hij zich begaf op het terrein van andere disciplines. Zijn expressieve, blokvormige massa’s kenmerken behalve de vele operadecors en -kostuums van zijn hand, ook de kerk die hij ontwierp voor de Orde der Karmelitessen op de Georgenberg in Wenen, onder het zelf verkozen motto ‘Men zal niet verloochenen dat Harmonie slechts door het overwinnen van vele tegenstrijdigheden tot stand komt’. Het curieuze resultaat, dat in 1976 werd ingewijd, behoort zonder twijfel tot de vroegste voorbeelden van het deconstructivismse in de bouwkunst.

Literatuur
O. Breicha (red.), Fritz Wotruba: Figur als Widerstand, Salzburg 1977
cat. Wotruba, Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam, 1968

Kunstwerken