Hans den Hartog Jager
Cosima von Bonin’s The Idler’s Playground staat op een van de drukste plekken van Rotterdam – het Hofplein, waar de Coolsingel en het Weena elkaar aantikken.٭ Hectischer, ruimtelijker en grootstedelijker hebben we het niet in Nederland. Trams rijden af en aan, auto’s wringen zich in vijf banen over de rotonde, fietsers, bromfietsers en scooters vliegen ertussen door, mensen lopen hotels, winkels, kantoren in en uit en ondertussen ruist op het midden van het plein de fontein in een wanhopige poging over al het visuele en auditieve kabaal heen te komen. Waarom zou je daar een beeld van Pinocchio neerzetten? Waar dan? En waarom in vredesnaam?
Ongetwijfeld is er tijdens de ontstaansgeschiedenis van The Idler’s Playground (commissievergadering hier, bilateraaltje daar) wel iemand geweest die iets dergelijks heeft opgemerkt (‘om daar nog wat voor elkaar te krijgen moet je er minstens tien kabouters neerzetten met een ronkende Tarzan in hun hand’), maar die zag dan even een belangrijke functie van kunst over het hoofd: het bieden van een tegenstem. Een onderbreking van het ritme. Wat het Hofplein wel kan gebruiken. Maar hoe creëer je de tegenstelling van lawaai op een plek die al van herrie is vervuld? De tegenstelling van volheid op een plaats waar leegte is uitgebannen? Is het sowieso mogelijk de tegenstelling van aandacht te scheppen door middel van een kunstwerk?
Enter Cosima von Bonin, koningin van de artistieke ongrijpbaarheid. Om enigszins te begrijpen hoe Von Bonin werkt hoef je haar alleen maar te googelen. Het eerste dat dan opvalt is dat er nauwelijks portretten van de kunstenaar in beeld verschijnen – alsof Von Bonin zichzelf welbewust buiten de spotlights houdt. De enkele keer dat dat niet is gelukt (Von Bonin is een van Duitslands beroemdste kunstenaars) zien we een enigszins androgyn figuur met kort haar en een zonnebril – waardoor zijn/haar verschijning sterke associaties oproept met het verhaal over Andy Warhol. Die stuurde op een gegeven moment een acteur het land door om als ‘Andy Warhol’ lezingen te geven en optredens te verzorgen (het duurde maanden voor iemand het verschil zag). In deze geest liet Von Bonin zich al eens interviewen door de beroemde, luid snaterende stripeend Daffy Duck, die sowieso regelmatig in haar oeuvre opduikt – alsof Von Bonin wil benadrukken dat je haar werk niet al te serieus moet nemen, en de auteursvraag al helemaal niet.
Precies deze ongrijpbaarheid, de poging tussen zoveel mogelijk artistieke mazen door te glippen geldt voor al Von Bonins werk. Maar als toeschouwer moet je wel even doorbijten om dat te beseffen. Von Bonin is namelijk zo’n kunstenaar die er van alles aan doet om haar publiek tegen de haren in de strijken – niet nadrukkelijk of provocerend, maar zachtjes en knerpend. Dat doet ze vooral door met feilloze precisie de randen van de ‘goede smaak’ op te zoeken. Zo zit haar werk vol met (knuffel)beesten variërend van oesters (met enorme ogen) tot octopussen, ratten en honden, heel veel honden die doelloos rondhangen of sullig en ongeïnspireerd voor zich staren, vaak met het woord ‘sloth’ (nietsnut) op hun voeten. Ook heeft Von Bonin een opmerkelijke voorkeur voor borduren en naaien en, niet te vergeten, voor figuren als Jacques Tati’s Monsieur Hulot die zich aan al dan niet bewust aan de dwang, het ritme van het leven weten te onttrekken. Hulot (die prominent opdook op Von Bonins solo in Witte de With in 2010) is het archetype van de man die niet met de maalstroom meedrijft, die geen carrière wil en lijkt te leven van de wind – het type man dat de goedwillende, gezagsgetrouwe burger tot waanzin en agressie drijft, juist omdat hij zich er niet eens van bewust lijkt te zijn dat hij zich afkeert van de wereld. Daarmee is de boodschap wel duidelijk: Von Bonin houdt van buitenstaanders. Wil er misschien zelf wel een zijn. Maar daarmee beland je onmiddellijk in de beroemde Kretenzer-paradox: moet je een Kretenzer geloven als hij zegt dat hij altijd liegt? Zo werkt het mutatis mutandis ook voor Von Bonin: moet je een kunstenaar geloven die zegt dat hij geen kunst maakt?
Deze paradox lijkt de kern van Von Bonins oeuvre en is ook precies de reden waarom haar beeld op het Hofplein zo goed werkt. Zelfs als je Von Bonins werk niet kent zie je meteen dat hier iets opmerkelijks gebeurt: je ziet een beeld van Pinocchio (die wel vaker terugkeert in Von Bonins oeuvre), die er alles aan lijkt te doen om zijn eigen bestaan te ontkennen. Dat begint er al mee dat het beeld volledig groen is, net zo groen als het gras waarop het staat. Tegelijk wil Pinocchio duidelijk niets te maken hebben met alle hectiek om hem heen. Hij keert zich met de rug naar het plein en hangt overtuigend de nietsnut uit, het jongetje dat zich niets van de wereld hoeft aan te trekken. Maar tegelijk is duidelijk dat hij daarin niet volledig slaagt: zijn neus is zo lang geworden dat ie door de paddestoel aan de overkant priemt. Alsof Von Bonin wil laten zien dat je je nooit aan het leven kunt onttrekken, dat je nooit helemaal aan de paradox kunt ontkomen. Of toch wel? Want ondertussen staat haar nietsnut daar wel, in het gras van het Hofplein, de drukste stadskruising van Nederland, het leven te ontkennen. Alsof er geen werk en carrières en tramopstoppingen bestaan. Alsof zelfs op die plek nog wel degelijk de mogelijkheid bestaat de maalstroom te ondermijnen. Dit alles duidt op niet minder dan een meesterzet: juist door zichzelf en haar kunst te relativeren en voortdurend te ondergraven weet Von Bonin tot in de diepste krochten van de samenleving door te dringen. En haar afdruk achter te laten. Als toeschouwer hoef je het beeld daarvoor alleen maar op te merken – wie The Idler’s Playground ziet, is zonder dat ie het misschien beseft, al uit dat eeuwig doorstampende ritme verdwenen.
٭ Dit essay werd geschreven toen The Idler’s Playground nog op het Hofplein stond. In 2018 is het beeld verplaatst naar het begin van de Putselaan.
Publicatiedatum: 12/05/2015