Aukje Vergeest
Charlotte, barones van Pallandt werd in 1898 geboren in een aristocratisch milieu. Hoewel zij zeer beschermd werd opgevoed mocht zij schilderlessen gaan volgen bij Albert Roelofs, zoon van de bekende schilder Willem Roelofs. In 1919 trouwde zij, maar na vier jaar vertrok ze om in Lausanne een gedegen opleiding te gaan volgen bij de schilder Arnold Loup. In 1926 vertrok ze naar Parijs, waarna ze zich definitief aan de kunst wijdde. Ze ging in de leer bij Charles Malfray die haar ontwikkeling als beeldhouwer sterk heeft gestimuleerd.
Van Pallandt wilde echter ook haar eigen inzichten volgen. Ze bezocht Zadkines atelier en merkte daar over op: ‘Al zijn leerlingen maakten kleine Zadkines. Ik ben gewoon weggehold. Hij was razend.’ Malfray maakte haar vertrouwd met ruimtelijke compositie, de menselijke anatomie, de constructie en de verhoudingen van de verschillende lichaamsdelen ten opzichte van elkaar en de werking van licht en schaduw. Met haar realistische vormentaal sloot Van Pallandt in de jaren 1930 aan bij de neo-classicistische tendens die, als reactie op de nieuwe abstracte kunstuitingen aan het begin van de twintigste eeuw, was ontstaan. Zij streefde uiteindelijk naar een zo groot mogelijke vereenvoudiging van haar beelden.
Van Pallandt maakte rond haar zestigste met name portretten van oudere, door het leven getekende mensen. De bekendste zijn wel de kop van koningin Juliana (1955) en het monument voor koningin Wilhelmina. In deze portretten gaat het niet zozeer om de fysieke gelijkenis als wel om Van Pallandts visie op de persoonlijkheid van beide vorstinnen. In 1964 nam de voorzitter van de Kamer van Koophandel K. van der Mandele het initiatief tot de realisatie van een beeld van de in dat jaar overleden koningin Wilhelmina. Het geld voor dit beeld werd door het bedrijfsleven en de bevolking van Rotterdam bijeengebracht. Van Pallandt kreeg in 1966 de opdracht dit monument voor koningin Wilhelmina te maken. Het comité dat de opdracht verstrekte verzocht haar Wilhelmina uit te beelden als de koningin van het verzet. Men kende haar het best zoals zij in maart 1945 uit Engeland terugkeerde naar het bevrijde Nederland: wilskrachtig en onverzettelijk. Ook Van Pallandt associeerde Wilhelmina met de oorlog en wilde haar afbeelden ‘zoals het volk haar kende. Zij is een vorstin, trots, eenzaam. Zij was goed, maar niet gemakkelijk. Moeder des vaderlands’. Een foto in de krant – genomen bij de onthulling van het verzetsmonument van Mari Andriessen in Rotterdam – inspireerde Van Pallandt tot dit monumentale beeld van de vorstin: een piramidevorm, stoer en sterk. Het ene uitstekende armpje geeft het beeld tegelijkertijd iets vriendelijks mee. De enorme jas, die naar beneden toe uitstaat en bijna tot aan de grond komt, de grote bontkraag en de hoed waren voldoende voor de herkenbaarheid van de koningin; dit was haar typische verschijningsvorm. Bijna tegelijkertijd maakte ook Mari Andriessen een beeld van Wilhelmina voor het Wilhelminapark in Utrecht, met de vorstin in dezelfde karakteristieke houding in eenzelfde grote jas. Zijn Wilhelmina is echter van brons, gedetailleerder, naturalistischer en iets kleiner van formaat.
Aanvankelijk was het gezicht in Van Pallandts beeld ongedetailleerd weergegeven, maar in 1967 experimenteerde zij, op een speciaal vervaardigd gipsmodel van ongeveer één meter groot, met wat duidelijker gelaatstrekken. Toen koningin Juliana aanmerkingen had op de gelijkenis, besloot Van Pallandt om de detaillering weg te laten. Zo kon het gezicht rondom ook meer licht vangen. Het aanvankelijke plan om het beeld in brons te laten gieten, verdween naarmate het beeld vorderde. Uiteindelijk werd het gehakt in hardsteen, om de massieve monumentaliteit en het idee van onverzettelijkheid ervan nog eens extra te benadrukken.
Bij een steenhouwerij in Haarlem werden twee enorme brokken steen voorgekapt naar een gipsmodel op ware grootte. Daarna verhuisde het hardstenen beeld naar Van Pallandts atelier in Noordwijk, waar zij het voltooide. Over de hele oppervlakte is de steen ruw gelaten, wat de indruk van fierheid en onaantastbaarheid versterkt.
Van dit monument, dat in 1968 werd onthuld, zijn inmiddels diverse exemplaren gemaakt. Volgens Charlotte van Pallandt, die normaliter geen grote oplagen van haar beeldhouwwerk toestond, mocht er voor een beeld van de koningin geen beperking zijn. De eerste schets voor het Rotterdamse monument – 17 cm hoog – is in tienvoud in brons gegoten. Daarnaast is er een beeldje van 53 cm hoog, waarvan zes exemplaren bestaan. In de Tweede Kamer staat een bronzen exemplaar van ruim een meter hoog. In de jaren tachtig zijn er twee grote afgietsels in brons gemaakt van het Rotterdamse monument. Eén ervan behoort tot de collectie van de Hannema de Stuers Fundatie, waar zich eveneens het eerder genoemde gipsen model op ware grootte bevindt. Het tweede grote bronzen exemplaar staat sinds 1987 in de Paleisstraat in Den Haag, tegenover Paleis Noordeinde. Sinds 1984 waren er plannen voor een monument voor Wilhelmina in Den Haag, en na jarenlang touwtrekken over de aard en vorm hiervan, koos men uiteindelijk – als een niet bijster origineel compromis, dit beeld van Van Pallandt. Zo kreeg ook Den Haag haar eigen ‘iron lady’.
Literatuur
RKD Den Haag, afdeling Persdocumentatie, diverse mappen met knipsels over de plaatsing van het monument en diverse tentoonstellingen; afdeling Twintigste Eeuw, archief Charlotte van Pallandt
L. Tegenbosch, Charlotte van Pallandt. Beelden en tekeningen, Katwijk aan Zee 1978
L. Tegenbosch & M. Koekkoek, Charlotte van Pallandt. Beelden en Tekeningen, Zwolle 1994
Cat. Wilhelmina monumentaal. Impressie van de gang van zaken rond twee monumenten, Heino (Hannema de Stuers Fundatie) 1987
Cat. Charlotte van Pallandt. Gipsen en schetsen, Heino (Hannema de Stuers Fundatie) 2001
Publicatiedatum: 12/05/2015