Alexander Calder

Alexander Calder


Alexander Calder (1898–1976) studeerde voor ingenieur van 1915 tot 1919, na een korte carrière als werktuigkundige besloot hij zich om te scholen. Hij volgde van 1923 tot 1925 een kunstopleiding aan de Art Students League in New York. Calder kwam uit een artistieke familie. Zijn moeder schilderde en zijn vader en grootvader waren gerespecteerde beeldhouwers. In die zin is het niet verwonderlijk dat hij het tot succesvol kunstenaar schopte.

Alexander Calder werkte aanvankelijk als schilder in New York, maar verlangde naar meer aansluiting met de Europese avant-gardekunstenaars. Hij vertrok in 1926 naar Parijs, waar hij kennis maakte met kunstenaars als Joan Miró, Jean Arp, Fernand Léger en Piet Mondriaan. Zij brachten hem op het pad van de abstractie.

Aanvankelijk maakte Calder ruimtelijke draadfiguren en plastische sculpturen van hout. Rond 1931 ontstonden zijn eerste ‘mobiles’, waarmee hij beroemd werd. Het zijn hangende, in de wind bewegende composities van door ijzerdraad verbonden platte elementen.

Iets later verschenen de ‘stabiles’: staande, vaste constructies, opgebouwd uit elkaar snijdende platen metaal. Ze zijn afgeleid van de mobiles die dergelijke constructies als onderstel hadden. In de jaren zestig en zeventig werden veel ‘stabiles’ en ‘mobiles’ op monumentaal formaat uitgevoerd. Zowel de ‘mobiles’ als de ‘stabiles’ bestaan meestal uit biomorfische vormen, afgeleid van levende organismen. Vaak verbeelden ze dieren. Soms zijn ze geënt op de bestaande wereld, soms komen ze voort uit een abstracte fantasiewereld. In Calders sculpturen is ook een rol weggelegd voor kleur. Hij verfde zijn sculpturen in een beperkt palet: de primaire kleuren rood, geel en blauw, gecombineerd met zwart en wit.

Alexander Calder woonde en werkte de rest van zijn leven afwisselend in Frankrijk en Amerika. Hij overleed aan een hartaanval in oktober 1976, vlak na de opening van de retrospectieve tentoonstelling Calder´s Universe in het Whitney Museum te New York.

Kunstwerken