Charlotte Dorothée baronesse van Pallandt (Arnhem, 1898 – Noordwijk, 1997) kwam uit een adellijke familie, wat haar carrière als beeldend kunstenaar aanvankelijk vertraagde. Zijzelf wilde altijd al kunstenares worden, maar haar familie was er tegen. In 1919 trouwde ze met een hooggeplaatste diplomaat en woonde daarna enkele jaren in Bern in Zwitserland. In 1923 verliet ze haar echtgenoot en trok naar Lausanne om schilderlessen te volgen.
In 1926 vestigde ze zich tijdelijk in Parijs, het toenmalige centrum van de moderne kunst. Ze volgde er schilderlessen bij André Lhote en leerde onder andere de Armeense beeldhouwer Hakob Gyurjian kennen. Hij adviseerde haar te gaan beeldhouwen en ze nam les bij Charles Malfray. Ook volgde ze lessen bij Charles Despiau. Haar werk werd beïnvloed door onder andere Aristide Maillol. Tot 1939 verbleef ze veelal in Parijs. Vanaf 1930 was Van Pallandt al wel lid van de Nederlandse Kring van beeldhouwers.
Het begin van de Tweede Wereldoorlog deed Van Pallandt naar Nederland terugkeren. Ze ontmoette de beeldhouwer Albert Termote, van wie ze waardevolle technische adviezen kreeg. In haar werk had vooral het menselijk lichaam de aandacht: niet de anatomische structuur, maar de samenhang tussen vlakken en volumes vond ze belangrijk. Het ging haar daarbij niet om oppervlakkige gelijkenis. Ze probeerde het innerlijke van de mens weer te geven.
In 1958 vertegenwoordigde ze Nederland op de Biënnale van Venetië. Brede erkenning als figuratief beeldhouwster kreeg ze echter pas in 1968 door de waardering voor haar beeld van koningin Wilhelmina in Rotterdam. Op haar vijfenzeventigste verjaardag werd ze benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. In 1980 won ze de Singerprijs. Tot op hoge leeftijd was ze actief en maakte ze portretten. Ze stierf in 1997 op achtennegentigjarige leeftijd in haar woonplaats Noordwijk.