Giuseppe Penone (Garessio, Italië, 1947) groeide op als boerenzoon op het Italiaanse platteland in de buurt van Turijn. Hij ontwikkelde een nauwe band met de natuur en veel van zijn werk is gebaseerd op ecologische processen. Penone wordt gerekend tot de Arte Povera. Belangrijk voor zijn werk zijn begrippen als schepping, metamorfose en het verstrijken van de tijd. Zijn beelden refereren aan de mystiek van de natuur: stroming, transformatie, groei en erosie. Veel werken tonen de vergankelijkheid van de mens.
Hij begon in 1967 met het samenvoegen van natuurlijke en kunstmatige elementen, waardoor hij het groeiproces van de natuur beïnvloedde. Een voorbeeld is een werk uit 1968, dat hij maakte in Piemonte, dat bestaat uit een bronzen hand die een jonge boomstam omklemd. Jaren later bleek het groeiproces van de boom beïnvloed te zijn, en hand en boom vergroeid. Soortgelijke processen liggen in de natuur besloten en illustreren de symbiotische relatie tussen mens en natuur. Rond 1969 startte hij de serie Bomen. Door van houten balken een aantal jaarringen af te pellen, legde Penone de oorspronkelijke boom bloot. Ook maakte hij beelden met afdrukken van een hand, een gezicht of de afdruk van zijn eigen lichaam. In 1972 liet hij pompoenen in een mal van zijn gezicht groeien, waardoor ze dezelfde vorm aannamen en in 1978 maakte hij een afgietsel van zijn ademtocht. Het fysieke contact tussen de materialen en kunstenaar zelf vindt Penone belangrijk. Hij maakt zichtbaar wat in werkelijkheid niet tastbaar is.
Giuseppe Penone bleef altijd trouw aan de werkwijze en uitgangspunten van de Arte Povera. Het beeld dat hij in 2001 in Rotterdam liet plaatsen, beantwoord aan eenzelfde concept als dat waarmee hij zijn carrière begon en illustreert zijn kunstenaarsvisie: “A sculptor’s task is to reveal the latent image in nature.”