Het monument ‘De vallende ruiter’ in Rotterdam is opgericht ter nagedachtenis aan de veertig mannen die op 12 maart 1945 door de bezetter werden gefusilleerd. Op 3 mei 1958 werd het onthuld door de toen twaalfjarige Frans Lam, zoon van een der gevallenen.
In juli 1944 gaf Hitler het bevel te stoppen met de berechting van illegale werkers. De Sicherheitspolizei mocht nu zelf bepalen welke van hun gevangenen zonder vorm van proces werden gefusilleerd. Deze ‘Todeskandidaten’ werden als represaille voor een verzetsdaad doodgeschoten. In de periode van eind september 1944 tot en met begin april 1945 zijn in Rotterdam 154 ‘Todeskandidaten’ door de bezetter omgebracht. De meesten van hen waren afkomstig uit de cellen van het politiebureau aan het Haagsche Veer.
Op 12 maart 1945 werden in totaal veertig ‘Todeskandidaten’ geëxecuteerd als represaille voor een aanslag op een functionaris van de Ordnungspolizei en de liquidatie van een Duitse SD’er en een Nederlandse helper. Op de Pleinweg in Rotterdam-Zuid stierven twintig mannen voor het vuurpeloton. De oudste was Teunis Johannes Abbenbroek uit Goudswaard (55 jaar), de jongste Jan Kerkhof uit Delft (19 jaar). Nog twintig mannen werden gefusilleerd op het Hofplein. Hier was Antonie Kranen uit Voorhout (45 jaar) de oudste en Abraham Limburg uit Voorschoten (20 jaar) de jongste .
Het gedenkteken is opgericht in opdracht van het Comité Pleinwegmonument. In 1988 is het beeld naar de huidige locatie verplaatst.
Publicatiedatum: 03/05/1958