Roel Arkesteijn
Op een steenworp afstand van elkaar zijn in de Rotterdamse binnenstad twee kinetische sculpturen van George Rickey te zien: Two Turning Vertical Rectangles op het Binnenwegplein en Three Columns aan de gevel van de Schouwburg. Het werk van de Amerikaanse kunstenaar mocht zich in Nederland in een grote belangstelling verheugen. Rickey nam deel aan spraakmakende tentoonstellingen als Bewogen beweging (1961) en nul (1965) in het Amsterdamse Stedelijk Museum en Sonsbeek 1966. In 1969 kreeg hij een solo-expositie in Museum Boijmans van Beuningen. Zijn werk werd aangekocht door particulieren en musea, waaronder Rijksmuseum Kröller-Müller in Otterlo en Museum Boijmans van Beuningen.
Hoewel de verwerving van de twee sculpturen voor de Rotterdamse binnenstad zodoende bepaald niet op zichzelf staat, is de vertegenwoordiging van deze voorman van de kinetische kunst met twee beelden opmerkelijk. Rickey, in 1907 in het Amerikaanse South Bend in Indiana geboren, verhuisde met zijn ouders al op jonge leeftijd naar Europa. In 1929-30 studeerde hij aan de Academie Lhote en de Academie Moderne in Parijs, waar hij via Lhote, Léger en Ozenfant met het kubisme kennismaakte. Het daarop volgende decennium was Rickey vooral actief als schilder en als docent aan verschillende kunstopleidingen. Als mechanicus bij de Amerikaanse luchtmacht maakte hij tussen 1942 en 1945 zijn eerste mobiles. Deze werken van metaaldraad en glas zijn met hun verwijzingen naar dier- en plantvormen onmiskenbaar beïnvloed door het werk van Alexander Calder, en worden eveneens door luchtstromen in beweging gebracht. Van groter belang dan Calder werd echter Rickeys fascinatie voor de mogelijkheden van de constructivistische beeldhouwkunst. Vooral het werk van Naum Gabo, met wie Rickey na de Tweede Wereldoorlog persoonlijk bevriend raakte, maakte grote indruk. Gabo’s Kinetische constructie uit 1920 was een van de eerste bewegende sculpturen. Zowel van Calder als Gabo zijn in Rotterdam grote werken aanwezig. Rickeys boek Constructivism, Origin and Evolution (opgedragen aan Gabo), was in Nederland onder meer van invloed op constructivistische kunstenaars als Bob Bonier en Peter Struycken.
Rickeys interesse voor het gedachtengoed van De Stijl, het Bauhaus en het constructivisme leidde in de jaren vijftig geleidelijk tot roestvrij stales constructies met een mengeling van vlakke en lineaire elementen. Ook deze sculpturen bleven geïnspireerd door de natuur, maar nu op een meer abstract niveau; ze waren geënt op wetmatige beweging. De vereenvoudiging en ambachtelijke perfectionering van Rickeys kinetische sculpturen zette door in de jaren zestig, toen hij binnen zijn werk een herhaling van identieke elementen introduceerde. Eind jaren zestig paste hij meer massieve, vlakke onderdelen toe, zoals bij Two Turning Vertical Rectangles. In zijn latere beelden, waaronder het lineaire Three Columns, combineert Rickey elementen uit zijn eerdere werk en in recente sculpturen introduceerde hij zelfs weer kleurrijke beschilderingen.
Bij de verwerving van Two Turning Vertical Rectangles in 1971 en Three Columns in 1989 speelde de Schiedamse jurist en kunstverzamelaar Piet Sanders een belangrijke rol. Sanders, die vanaf 1957 werk van Rickey verzamelt en nauw met hem bevriend is, maakte begin jaren zestig deel uit van de Commissie Stadsverfraaiing die zich bezighield met de fontein op de rotonde van het Hofplein. De commissie was ontevreden over de weinig aantrekkelijke achthoekige fontein van architect Koops en beeldend kunstenaar Van Kralingen, die daar sinds 1955 stond. Nadat de commissie een door Van Kralingen gemaakt voorstel tot aanpassing van de fontein had verworpen, werd Rickey in 1964 uitgenodigd een nieuw voorstel te doen. Rickey presenteerde een ambitieus ontwerp voor een twintig meter hoge cascade met acht identieke bewegende vlakke elementen waarlangs water Haar beneden stroomde. Het geheel werd bekroond door een kinetisch element dat dezelfde vorm had als de acht bewegende vlakken. Rickey vervaardigde twee schaalmodellen van de fontein en een proefobject op ware grootte van de kinetische bekroning. Tijdens Rickeys solotentoonstelling in Museum Boijmans van Beuningen in 1969 werd dit proefobject opgesteld in de tuin van het museum. Het fonteinproject werd hetzelfde jaar afgewezen door het college van B en W, vooral omdat kostbare versterkingen aan de fundamenten van de fontein zouden moeten worden uitgevoerd. Intussen had de winkeliersvereniging Stichting Binnenwegplein in 1970 het plan opgevat de stad ter gelegenheid van de oplevering van het vernieuwde Binnenwegplein een kunstwerk aan te bieden. Zo bleef de cascade onuitgevoerd, maar kon wel het daarvoor vervaardigde proefobject voor Rotterdam behouden blijven. Two Turning Vertical Rectangles werd op 7 mei 1971 onthuld.
Zo moeizaam als Two Turning Vertical Rectangles ontstond, zo gemakkelijk kwam Three Columns tot stand. In 1986 kreeg Rickey de opdracht voor een werk, dat kort daarop vorm kreeg in drie open stalen kubusvormen boven de ingangspartij van de door Wim Quist ontworpen nieuwbouw voor de Rotterdamse Schouwburg. Het bedrijf Van Ommeren (thans VOPAK) schonk- ter gelegenheid van haar 150-jarig bestaan- het kunstwerk aan de gemeente Rotterdam. Rickey experimenteerde drie jaar om de drie ogenschijnlijk simpele, door de wind telkens veranderende, kronkelende verticalen te ontwikkelen. Sinds 1989 zijn ze in de kubussen aangebracht.
Dat de bewegingen van Three Columns verwantschap vertonen met de bewegingen van het menselijk lichaam, kan – mede in de context van de schouwburg bezien – geen toeval zijn. Rickey verklaarde ooit dat hij de dans als de oudste kinetische traditie opvatte en dat zijn werken als choreografieën beschouwd kunnen worden.
Literatuur
Cat. George Rickey. Sixteen Years of Kinetic Sculpture, Washington (The Corcoran Gallery of Art) 1966.
Cat. George Rickey, Hannover (Kestner-Gesellschaft) 1973.
Cat. George Rickey. Kinetische Objekte. Material und Technik, Bielefeld (Kunsthalle Bielefeld) 1976.
Publicatiedatum: 12/05/2015