Giacomo Manzú: Oorlog en Vrede (1968) Laurenskerk, Grotekerkplein. Foto: Jannes Linders (2012)

Giacomo Manzú: Oorlog en Vrede (1968) Laurenskerk, Grotekerkplein. Foto: Jannes Linders (2012)


Het kunstwerk

Voor het onderwerp van de bronzen deuren van de Sint Laurenskerk te Rotterdam kreeg Giacomo Manzù de volledige vrijheid. Hij koos niet voor een expliciet religieuze voorstelling, maar voor de verbeelding van oorlog en vrede. Hij zag daarin een metafoor voor de verwoesting van de kerk in mei 1940 en het heropbouw na de oorlog.

Aan de buitenzijde vormen de deuren samen één beeldvlak, waarop het thema oorlog wordt weergegeven. Hier overheerst geweld en smart. Links heft een soldaat, de helm bungelend op de rug, zijn mes naar een man. De man ligt op de grond en maakt een afwerend gebaar. Een kind kijkt huilend toe, de armen geheven, het gezicht in de grimas van een schreeuw. Rechts hangt het lichaam van een man slap aan een touw om zijn middel. Een vrouw licht de lap stof die om hem heen is gedrapeerd op en bekijkt zijn gezicht.

Boven de deuren, op het timpaan, zijn meerdere figuren gevat in een scène die de vrede uitbeeldt. Er heerst blijheid en levensvreugde. Hier speelt zich het gelukkige gezinsleven af, gesymboliseerd door een vrouw die haar kind speels boven zich uit tilt (gemodelleerd naar Manzù’s echtgenote), een jongeman die een opbollende draperie vasthoudt en een ontspannen tegen een staf leunende man.

Aan de binnenzijde zijn twee christelijke symbolen weergegeven: de pelikaan – een verwijzing naar Christus omdat het dier in tijden van nood zijn jongen met zijn eigen bloed voedt – en een duif, symbool van de heilige geest.

Vervaardiging
1968
Verwerving
1963
Locatie
1968, Grotekerkplein 3, Laurenskwartier (Centrum)
Inscriptie
MANZU 1968 op tekstplaatje
Vervaardiging, proces
Gietsel
Afmetingen
400 x 400
Materiaal
Geelkoperlegering/messing
Verwerving
Schenking

De plek

Op 14 mei 1940 werd een groot deel van de Rotterdamse binnenstad verwoest door het bombardement. Ook de Sint Laurenskerk, een Gotische kerk uit de vroeg vijftiende eeuw, gewijd aan de patroonheilige van Rotterdam, ontkwam niet aan dit oorlogsgeweld. Alleen de toren en enkele muren bleven overeind. Desondanks werd in 1952 besloten de kerk volledig te herstellen. Rotterdam kende het autonome werk van de Italiaanse kunstenaar Giacomo Manzù al van de Mostra-tentoonstelling van Italiaanse kunst in de Rotterdamse Kunstkring en van de Floriade in 1960. In 1963 kwam het vooruitzicht op een permanent, toegepast kunstwerk toen het bedrijf Pakhuismeesteren ter gelegenheid van haar 150-jarig bestaan bronzen deuren voor de kerk wilde schenken. Omdat Manzù zich op dit gebied reeds had bewezen werd hij via de directie van Museum Boijmans van Beuningen voor de opdracht benaderd.

Aanvankelijk aarzelde Manzù. Hij wilde eigenlijk de religieuze thema´s achter zich laten en aan de vaak moeizame verstandhouding met religieuze opdrachtgevers ontkomen. In december 1963 liet hij weten toch interesse te hebben. Na enkele voorzichtige verkenningen per post kwam in 1964 een definitieve toezegging van de kunstenaar.

Manzù heeft de opdracht op een bijzondere manier ingevuld. De kerk werd door de kunstenaar in zijn geheel opgevat als vredesmonument. Als
invalshoek voor zijn ontwerp koos hij de thema’s oorlog en vrede, waarbij hij zich niet vanuit een religieuze, maar juist vanuit een menselijke gedachte liet inspireren. Van december 1964 tot februari 1968 maakte Manzù vele tekeningen, kleischetsen en bronsmodellen om zijn ideeën uit te werken. Na de onthulling van de deuren op 22 november 1968 werden deze voorstudies een tijd lang tentoongesteld in Museum Boijmans van Beuningen.

Giacomo Manzú

Giacomo Manzú

Giacomo Manzú is het pseudoniem van Giacomo Manzoni (1908-1991), een Italiaanse beeldhouwer | klik hier voor zijn volledige bio op wikipedia


Oorlog en Vrede

Sandra Spijkerman

De Sint Laurenskerk, grotendeels opgetrokken in de eerste helft van de vijftiende eeuw, was tijdens het bombardement op de Rotterdamse binnenstad op 14 mei 1940 bijna geheel verwoest. Alleen delen van de buitenmuren en de toren stonden nog overeind. Na de oorlog werd er lange tijd gediscussieerd over het al dan niet restaureren van de kerk. In 1952 werd hiertoe daadwerkelijk besloten. De nieuwe houten deuren voor de kerk waren al in de maak toen het opslag- en overslagbedrijf Pakhuismeesteren in 1963 aangaf de stad Rotterdam bronzen deuren te willen schenken, ter gelegenheid van het honderdvijftigjarig bestaan van het bedrijf in 1968. Pakhuismeesteren vroeg hiervoor de Italiaanse beeldhouwer Giacomo Manzù. Toen in december 1968 de kerk werd heropend, waren ook Manzù’s deuren klaar. Pakhuismeesteren N.V. was toen inmiddels gefuseerd met de firma Blauwhoed N.V. tot Pakhoed Holding N.V.

Dat Pakhuismeesteren voor Giacomo Manzù koos was niet vreemd. De Italiaanse beeldhouwer was in Rotterdam bepaald geen onbekende. Al in 1954 en 1960 waren respectievelijk op de Mostra en de Floriade beelden van hem te zien geweest. Behalve om zijn verfijnde vrouwenportretten, sierlijke danseressen en vrouwenfiguren genoot Manzù internationaal bekendheid met zijn ontwerpen voor kerkdeuren. Tussen 1947 en 1964 werkte hij aan de Poort des Doods voor de Sint Pieter in Rome. Voor de dom in het Oostenrijkse Salzburg verzorgde hij de Deur van de Liefde. Genoeg redenen dus om hem te vragen ook de nieuwe bronzen deuren van de Sint Laurenskerk te ontwerpen.

Na allerlei problemen met de deuren in Rome en Salzburg had Manzù in eerste instantie weinig zin in een derde monumentale opdracht vol christelijke symboliek. Na enige aarzeling liet hij weten op het verzoek te willen ingaan op voorwaarde dat er geen religieuze thematiek aan te pas hoefde te komen. In Rotterdam was men blij met zijn toezegging én zijn voorwaarde. Eerder waren er kanttekeningen geplaatst bij het aantrekken van een buitenlandse katholieke kunstenaar die zelfs opdrachten van de Paus kreeg: ‘Hoe moeten we reageren wanneer zijn voorstellen naar wierook ruiken?’, vroegen de opdrachtgevers zich af. De beeldhouwer werd gerustgesteld; de kerk zou niet alleen voor de eredienst bestemd zijn, maar zou ook functioneren als cultureel centrum. In maart 1964 ontving Manzù de maten van de deuren, enkele foto’s en bouwtekeningen. Ruim een half jaar later berichtte de kunstenaar dat hij werkte aan een stel deuren met als thema ‘oorlog en vrede’. Toen een delegatie uit Rotterdam in 1965 bij Manzù’s de eerste ontwerpen ging bekijken, was men direct enthousiast.

De combinatie van de thema’s oorlog en vrede binnen één kunstwerk leverde Manzù echter problemen op. Hij werkte van november 1965 tot februari 1968 aan het ontwerp voordat hij tot een voor hem bevredigende oplossing kwam. Van het begin af aan was het halfronde gevelveld boven de deuren bestemd voor de verbeelding van de vrede, terwijl het thema van de oorlog op de deuren zelf zou worden uitgebeeld. Binnen de twee compositievelden is er tussen 1965 en 1968 echter heel wat veranderd, zoals duidelijk wordt uit de verschillende schetsen en voorstudies die kort na de ingebruikname van de kerk zijn tentoongesteld in Museum Boijmans van Beuningen.

Manzù koos voor een vrij klassieke interpretatie van het thema ‘oorlog en vrede’. Zo geeft hij de vrede weer door middel van een familie: een staande vader, een half liggende moeder die een baby boven haar hoofd tilt, en tussen de ouders een jonge, spelende naaktfiguur met een wapperende doek. De oorlog verbeeldt hij heel concreet met een soldaat die met een mes op iemand inhakt, terwijl aan zijn voeten een schreeuwende baby ligt. Een gegeven dat ontleend lijkt aan het bijbelthema van de ‘onschuldige kindermoord’. Ook geeft hij een vrouw weer die het gezicht van een dode, hangende man probeert te bekijken; een beeld dat aan Goya’s Los Desastros de la Guerra doet denken.

De voorstellingen voor de Sint Laurenskerk, zijn niet zoals in Salzburg en Rome in meerdere los van elkaar staande reliëfvelden op de deur bevestigd, maar bestaan uit een reliëf dat over beide deuren loopt en een tweede reliëf in de boogvorm boven de deuren. Om een visuele verbinding te maken tussen beide reliëfs heeft Manzù als een ‘trait d’union’ – een draperie – opgehangen. Ook in zijn eerdere werk, waaronder strak gestileerde beelden van kardinalen, spelen stoffen en hun plooival een belangrijke rol. Nog niet eerder heeft hij dit motief echter zo vrij gehanteerd. Het doek dat de naakte figuur in het bovenste reliëf met zich meetrekt bijvoorbeeld, is zo levendig en levensecht dat het lijkt of de wind ermee speelt. Opmerkelijk is dat Manzù, ondanks zijn aanvankelijke bezwaren tegen het gebruik van christelijke symboliek, aan de binnenzijde van de deuren een kleine duif en een pelikaan met jong heeft weergegeven. Deze vogels symboliseren van oudsher de Heilige Geest en Christus. Manzù geeft ze echter niet op de traditionele manier weer. Het jong van de pelikaan drinkt geen bloed uit de opengepikte borst van de ouder, maar steekt in plaats daarvan zijn snavel in diens bek.

Manzù heeft in zijn Rotterdamse deuren het thema ‘oorlog en vrede’ op kernachtige en realistische weten te verbeelden. Het contrast tussen de lieflijke scène die de vrede verbeeldt en de rauwe meedogenloze oorlogsscène is even groot als het contrast tussen de gestileerde figuren in licht reliëf en de zwaar plastisch uitgewerkte draperieën. Daarom zijn deze deuren een hoogtepunt binnen Manzù’s oeuvre. Na de voltooiing van het werk zei hij: ‘Nog nooit is mij bij een opdracht van deze omvang zoveel vrijheid gelaten of zo weinig voorgeschreven’. Het is duidelijk dat hij door die vrijheid tot grote hoogte kon stijgen.

Literatuur
Cat. Museum Boymans-van Beuningen, Giacomo Manzú: Oorlog en Vrede. Tekeningen en studies in brons voor de deuren van de St. Laurens, Rotterdam, 1968 [Met medewerking van Blida Heynold von Graefe].
H.H. Arnason, History of Modern Art, London, 1985, pp. 555-558.