Frans de Wit (Leiden, 1942 – 2004) was beeldhouwer en landschapskunstenaar en de maker van de drie grootste kunstwerken van Nederland. Hij studeerde van 1960 tot 1965 aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag en maakte deel uit van de zogenaamde Haagse School.
“Frans de Wit was een van de beste Nederlandse beeldhouwers van zijn generatie, tezamen met Carel Visser, David van de Kop, Cornelius Rogge en Lon Pennock. Hij bouwde aan een indrukwekkend oeuvre, waarin opdrachten voor beelden in de openbare ruimte een grote plaats innamen. Voor Frans de Wit was de plek het uitgangspunt voor dergelijke beelden. De maatvoering zorgde ervoor dat de kunstwerken in evenwicht zijn met mens, natuur en omgeving. De Wit koos uiteenlopende materialen. Kenmerkend voor hem was dat hij die materialen met eigen handen – en met zelf ontworpen werktuigen – bewerkte. Dit bewerken bepaalde voor een belangrijk deel het beeld, het groeide tijdens het ontstaansproces. Dergelijke projecten namen soms jaren in beslag.”
Uit een lezing van kunsthistoricus Jetteke Bolten Rempt