Monsieur Jacques (1956), foto Gemeente Rotterdam

Monsieur Jacques (1956), foto Gemeente Rotterdam

Monsieur Jacques op Expo '58 Brussel, foto J.A. Vrijhof

Monsieur Jacques op Expo '58 Brussel, foto J.A. Vrijhof

Oswald Wenckebach, De kritische Monsieur Jacques (brons 22,5 cm h), collectie  Museum Boijmans van Beuningen

Oswald Wenckebach, De kritische Monsieur Jacques (brons 22,5 cm h), collectie Museum Boijmans van Beuningen

Monsieur Jacques beklad

Monsieur Jacques beklad

Monsieur Jacques (1956) op de Coolsingel in 2006, foto Pieter Vandermeer

Monsieur Jacques (1956) op de Coolsingel in 2006, foto Pieter Vandermeer


Het kunstwerk

Sinds het levensgrote beeld Monsieur Jacques van Oswald Wenckebach aan de Coolsingel staat, hebben vele Rotterdammers het in hun hart gesloten. Monsieur Jacques is niet een portret van een werkelijk bestaand persoon, maar de verbeelding van de zelfvoldane burgerman in het algemeen. Sinds 1959 staat hij op dezelfde plek nadrukkelijk om zich heen te kijken en niets te doen: de borst vooruit, de neus omhoog, de hoed in de handen op de rug.

Het beeld toont een traditioneel gestileerde mansfiguur. De grondvorm is op eenvoudige wijze vormgegeven, details zijn grotendeels weggelaten. Monsieur Jacques draagt een overjas, al valt dat voornamelijk op te maken uit het silhouet van de figuur. Zijn armen lijken aan zijn lichaam vastgegroeid. Het model van de jas is slechts summier gedefinieerd door de aanwezigheid van enkele verdiepte lijnen en verhoogde vlakken die positie van revers en jaszakken aangeven. Ook de broek en schoenen van het mannetje zijn op een soortgelijke wijze vereenvoudigd: waar de broek in de voet overgaat, is in het midden gelaten.

Museum Boijmans van Beuningen bezit een reeks van figuurschetsen van Oswald Wenckebach, waarin Monsieur Jacques telkens figureert. Hij is in deze reeks in verschillende houdingen weergegeven en elk beeldje belicht een andere karaktertrek of stemming. De titels verwijzen naar gebeurtenissen of situaties waarin Jacques verkeert: zo bezoekt hij een begrafenis, voert hij een politiek debat en is hij als toerist op vakantie. In de tijd dat het beeld geplaatst werd – halverwege de jaren 1950 – herkenden veel Nederlanders er het stereotype van de Nederlandse burgerman in.

Vervaardiging
1956
Verwerving
1959
Locatie
1959, Coolsingel, Centrumruit, Centrum
Stroming
Klassiek Realisme
Onderdelen
2, beeld en sokkel
Afmetingen
180 x 70 x 60
Materiaal
Geelkoperlegering
Verwerving
Aankoop

De plek

Van de sculptuur Monsieur Jacques door Oswald Wenckebach bestaan drie exemplaren. Eén afgietsel is door het Rijk in 1957 in langdurige bruikleen gegeven aan museum Kröller-Müller in Otterlo. Het Rotterdamse exemplaar staat sinds 1959 op de hoek van de Binnenweg met de Coolsingel, alwaar het op de jaarlijkse Opbouwdag in mei door de wethouder van kunstzaken, mejuffrouw J. Zeelenberg werd onthuld. Sinds 2003 maakte deze Monsieur Jacques, samen met sculpturen van Thom Puckey, Pieter Starreveld en Shinkichi Tajiri, deel uit van het ‘Coolsingel-ensemble’. Over de naam van het beeld gaan diverse verhalen de ronde. Eén verhaal meldt dat het beeldje getiteld Jacques op vakantie, dat een luierende Jacques weergeeft, Wenckebach deed denken aan de dichter Jacques C. Bloem. Elders veronderstelt men dat toen het beeldje in 1958 als Nederlandse inzending op de Brusselse – Franstalige – wereldtentoonstelling Expo werd getoond, men het heertje als vanzelf met Monsieur is gaan aanduiden.

Het beeld is, naast onvermijdelijke verplaatsingen, meerdere malen van zijn plek verwijderd door onbevoegden. In de nacht van 17 op 18 november 1962 werd Monsieur Jacques uit baldadigheid van zijn voetstuk geworpen. Maart 1963 werd het weer op zijn plaats gezet, nu steviger verankerd. Op 14 december 1995 moest de verantwoordelijke gemeenteambtenaar ’s ochtends op de Rotterdamse radio horen dat het beeld in de voorafgaande nacht gestolen was door drie individuen, die er wandelend mee aan de haal waren gegaan. Verderop op de Coolsingel werden zij echter met de buit door een agent staande gehouden, waarna het manshoge bronzen beeld in beslag werd genomen. De vermoedelijke grap leverde de gemeente een stevige rekening voor restauratie op: het voetstuk moest van nieuwe doken voorzien worden en aan het beeld zelf moest een scheur worden gerepareerd.

Oswald Wenckebach

Oswald Wenckebach

Ludwig Oswald Wenckebach (1895-1962) werd in 1895 geboren in Heerlen. Hij ging rond 1910 in de leer bij zijn oom, de schilder Willem Wenckebach en vervolgens volgde hij een klassieke opleiding aan de Kunstnijverheidsschool in Haarlem. In 1914 trok hij naar Wenen om daar aan de kunstacademie verder te studeren. Wenckebach maakte naast schilderijen ook houtsneden, etsen en lithografieën. In 1919 kwam hij terug naar Nederland en ging in Schagen wonen. Daar maakte hij kennis met de beeldhouwer John Rädecker die hem aanzette om te gaan beeldhouwen. Toch liet hij de grafische kunst niet geheel los, getuige de postzegel (van 3 cent) die in 1928 van zijn hand verscheen ter gelegenheid van de Olympische Spelen in Amsterdam.

Als beeldhouwer was Wenckebach autodidact. Aanvankelijk werkte hij, mede door de tijdens een verblijf in Griekenland opgedane indrukken, in de klassieke Griekse traditie. Hij maakte beeldhouwwerk voor (de restauratie van) gebouwen en standbeelden en portretten in steen en brons. In 1935 volgde een benoeming tot buitengewoon hoogleraar boetseren en beeldhouwkunst op de afdeling Bouwkunde aan de Technische Hogeschool Delft. Na de Tweede Wereldoorlog maakte Wenckebach enkele oorlogsmonumenten (o.a. in Alphen 1949, Haarlem 1949 en Middelburg 1950). Daarnaast ontwierp hij munten en penningen, zoals de in 1950 geslagen gulden met de beeltenis van Juliana.

Pas in de jaren 1950 ontwikkelde Wenckebach geleidelijk aan een meer eigen, figuratieve stijl nadat hij los kwam van de classicistische traditie met haar heroïsche, atletische of juist archaïsche figuren. Hij hanteerde een subtiele wijze van stileren, maar zijn figuren behielden een bepaalde strengheid. Langzaam kregen zijn vrije figuur-plastieken een eigen karakter met een strakke, gestileerde vormgeving en een milde, meer alledaagse, en soms ironische, uitstraling.

Rond 1955 werd Oswald Wenckebach benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In 1962 stierf hij in Noordwijkerhout.


Monsieur Jacques

Aukje Vergeest

In de jaren 1950 wilde het gemeentebestuur van Rotterdam de stad, die sinds de bombardementen in de Tweede Wereldoorlog weer in opbouw was, verfraaien met een reeks beelden. Een van de werken die in dit kader een plaats in de stad kreeg, was het in 1956 vervaardigde beeld Monsieur Jacques van Oswald Wenckebach. Het had al enige faam verworven in het Kröller-Müller Museum op de Hoge Veluwe en als onderdeel van de Nederlandse inzending op de Wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel. Rotterdam verwierf in 1959 een exemplaar van het beeld voor de hoek van Coolsingel en Binnenweg, waar het op 19 mei – Opbouwdag – werd onthuld. Tegenwoordig staat Jacques iets verderop aan de Coolsingel, voor de ABN AMRO bank.

Wenckebach werd in 1895 geboren in Heerlen in een van oorsprong Duitse familie. Zijn vader was een beroemd cardioloog die in het buitenland verschillende professoraten bekleedde. Voor Wenckebach betekende dit scholing in diverse landen en instellingen. Al tijdens zijn opleiding aan de Kunstnijverheidsschool in Haarlem (1913-1914) en de schilderlessen aan de Kunstgewerbeschule te Wenen (1915-1918) experimenteerde hij met verschillende materialen en technieken. Tot 1927 exposeerde hij met name zijn etsen, litho’s en tekeningen, maar hij maakte ook zilveren en gouden voorwerpen, sieraden en figuren uit hout en ivoor. Hoewel hij hiertoe niet was opgeleid, koos hij in de tweede helft van de jaren 1920 voor de beeldhouwkunst. Aanvankelijk baseerde hij zich op de klassieke sculptuur. Wenckebach gebruikte ook later nog de klassieke principes maar gaf zijn beelden een heel eigen expressief karakter: ze werden levensechter en soms zelfs grappig.

In de jaren 1930 werd Wenckebach vooral bekend met zijn gebeeldhouwde portretten. Met name de kop van de dichter Jacques Verwey met de ‘vliegende wenkbrauwen’ was zeer geliefd (1934, collectie Gemeente Noordwijk). Wenckebach was sterk in het treffen van zowel een specifieke, individuele als een meer algemene toon in een statisch portret. Zo persoonlijk en karakteristiek als de kop van Verwey en het beeld van bijvoorbeeld Dr. A.F. Philips (1950, collectie Gemeente Eindhoven) zijn, zo algemeen is het beeld Monsieur Jacques. Dit mannetje, dat sinds 1959 op de Coolsingel regen en wind trotseert, is de vleesgeworden ‘stropdas’, de belichaming van het burgerheertje bij uitstek. Eenieder die over hem schrijft, schrijft over hém, en niet over het beeld. Monsieur Jacques, gehuld in een lange jas, de armen op de rug, hoed in de hand, en het hoofd enigszins geheven, doet niets, hij kijkt alleen maar. Zijn fiere gestalte is van details ontdaan: de jas is slechts met revers en zakkleppen aangegeven, de broekspijpen gaan vloeiend over in de voeten. De pose met de uitstaande linkervoet is niet onelegant, ondanks zijn forse postuur. De vereenvoudigde vorm en het ontbreken van enig detail maken het beeld zeer karakteristiek. De abstrahering van de kleding en de menselijke maat wekt de juiste spanning: Monsieur Jacques is zo gewoon dat hij weer bijzonder is – je zou hem bijna groeten.

Monsieur Jacques vertegenwoordigt zonder meer een hoogtepunt in de traditie van het plaatsen van anekdotische beelden in de stad, die tot op heden voortduurt. Andere bekende voorbeelden in de binnenstad die binnen deze traditie passen zijn bijvoorbeeld Trommelslager van Adri Blok (1958), Spelende beertjes van Anne Grimdalen (1956), Fikkie van Joeki Simak (1963) en Evenwichtje van Evert den Hartog (1987). In tegenstelling tot de meer moderne beelden van bijvoorbeeld Gabo, Zadkine en Moore, konden deze werken al direct bij een breed publiek op sympathie rekenen.

Naast de staande Monsieur Jacques maakte Wenckebach in de jaren 1950 een serie kleine beelden van het ‘burgermannetje’ in verschillende houdingen en situaties, een serie die zich momenteel bevindt in de collectie van het Museum Boijmans van Beuningen. Het zijn kleine bronzen modellen van gemiddeld twintig cm hoogte, met titels als De kritische Jacques, Jacques na de begrafenis, Jacques met zorgen en Jacques met vakantie. Dit laatste is een liggend beeldje een man met een pet op en zijn handen onder zijn hoofd. Volgens de zoon van Wenckebach was dit de ‘oer-Jacques’. Nadat het beeldje van het luierende mannetje was voltooid, zou zijn vader zich hebben laten ontvallen: ‘het is net Jacques Bloem.’ Door de fysieke gelijkenis met de Rotterdamse dichter J. C. Bloem en omdat Jacques zo’n ‘voorname’ naam was, werd het figuurtje sindsdien Meneer Jacques genoemd. Het is niet duidelijk waarom ‘meneer’ in de loop der tijd in ‘monsieur’ is veranderd, misschien is dit gebeurd tijdens de genoemde Wereldtentoonstelling te Brussel.

Wenckebachs serie Jacques zijn als karikaturen van de Nederlandse ‘kleine man’. Steeds is een karaktertrek uitgelicht en in eenvoudige vormen trefzeker weergegeven. Ook Monsieur Jacques op de Coolsingel is een ironische, maar ook sympathieke typering van een zelfvoldane burgerman. In de familie Wenckebach werden er hele verhalen om hem heen verzonnen: een romanfiguur zonder roman. En dat doet ieder die over hem schrijft of die hem ziet nog steeds: een eigen invulling geven aan het leven en de persoon van meneer Jacques.

Literatuur
J. Boyens, Beelden van Oscar Wenckebach, Ons erfdeel XXV (1982), pp.670-675.
J. Slagter, De beeldhouwer Oswald Wenckebach, Elseviers Geïllustreerd Maandschrift LXXXV(1933), no.4, pp.1-14.