Wall Relief No.1
Aukje Vergeest
Henry Moore studeerde aan de Leeds School of Art en kreeg in 1921 een beurs voor de Royal Academy of Art in Londen. Daar ontdekte hij het werk van kunstenaars als Picasso, Brancusi en de surrealisten. De klassieke opleiding aan de Londense academie benauwde Moore, en hij zocht daarbuiten naar andere inspiratiebronnen. Hij vond die bij de afdelingen Egyptische en Azteekse beeldhouwkunst van het British Museum in Londen. Deze archaïsche invloeden zijn met name in zijn vroege werk terug te zien. Het belangrijkste thema in het werk van Henry Moore daarentegen is klassiek: het menselijk lichaam, met name dat van de liggende figuur en het ensemble van moeder en kind. Slechts korte tijd maakte Moore abstract-geometrisch werk, om daarna weer terug te keren naar de organische, vooral menselijke vormen. Moore werkte aanvankelijk alleen in steen en hout, maar vanaf 1945, toen de vraag naar zijn werk groter werd, steeds meer in brons, waarbij hij meestal oplagen van zes of negen liet gieten. Met het gebruik van brons kregen zijn beelden vloeiender vormen en meer transparantie. Vanaf 1945 groeide zijn bekendheid en rond 1950 was Moore een wereldberoemde beeldhouwer, die steeds meer opdrachten kreeg voor aan architectuur gerelateerde sculpturen. Zo was er ooit sprake van dat hij voor het Centraal Station in Rotterdam twee beelden zou ontwerpen. Het reliëf dat Moore voor het Bouwcentrum in Rotterdam ontwierp, was zijn eerste werk in baksteen.
In 1954 wilde de Vereniging Nederlandse Baksteenindustrie het Bouwcentrum, dat deels was opgetrokken in baksteen, een geschenk aanbieden. De architect van het centrum, ingenieur W.J.C. Boks, opperde toen het idee om een decoratieve wand in baksteen te laten ontwerpen. Na veel discussie werd Henry Moore benaderd voor deze opdracht. In 1953 was in Museum Boijmans van Beuningen een tentoonstelling te zien geweest van het werk van Moore en hij had met zijn ontwerp voor een decoratieve gevel voor het Time|Life Gebouw in Londen (1952-53), bewezen dat hij ook in staat was een sculptuur te integreren in een gebouw. Binnen zijn oeuvre nemen reliëfs echter een zeer bescheiden plaats in. Moore wilde voor het Bouwcentrum eerst een proef nemen met het voor hem ongebruikelijke materiaal baksteen, maar nam de opdracht vervolgens aan. Hij koos voor Hollandse bakstenen, omdat hij deze door het kleinere formaat geschikter vond dan de Engelse.
In zomer van 1954 vervaardigde Moore een werkplan en zeven kleine modellen in gips, waarvan sommige een aantal figuren bevatten die sterk doen denken aan totempalen. Het door een jury gekozen model werd door de architect vertaald in niet minder dan 41 werktekeningen. Vervolgens werd het aan twee zeer bekwame metselaars overgelaten deze ontwerpen over te brengen in het metselwerk. Met ongeveer 16.000 zogenaamde ‘handvorm bonte klinkers’ metselden zij de geometrische en organische reliëfvormen in de muur. Het reliëf bestaat uit een lineaire ornamentering van horizontale en verticale lijnen en richels, en aan de boven- en onderzijde een soort fries met decoratieve figuren, die doen denken aan metalen strips en schroeven; ze omsluiten een vijftal biomorfe vormen in het midden van de muur.
De buiten-Europese kunst die Moore in het British Museum had bewonderd, deed haar invloed gelden: volgens Moore maakten de Assyriërs reeds beelden in baksteen en moest hij naar dat voorbeeld ‘componeren met lijnen en vlakjes in een geheel’, zoals terug te zien is in het fries met de decoratieve figuurtjes erin, en in de als het ware uit de hand getrokken lijnen links en rechts, die het reliëf omsluiten. Het muurvlak is nergens recht en symmetrisch: over het gehele vlak loopt een flauwe welving en ook alle geometrische reliëfvormen aan de zijkanten zijn net even verschillend van vorm en/of grootte. Het geheel maakt een zeer levendige indruk, niets is strak of statisch. Hoe langer je naar deze muur kijkt, hoe meer subtiele details gaan opvallen. De organische vormen in het midden van het reliëf, zijn soms hol, soms bol. Dit is typerend voor Moore die gefascineerd was door de spanning tussen convexe en concave vormen, waarmee hij met name in de jaren veertig en vijftig experimenteerde. De biomorfe vormen in het Rotterdamse reliëf doen in hun plastische werking denken aan de vrijstaande beeldengroep Three Standing Figures die Moore in 1952 maakte en de Upright Motifs uit 1955 (onder andere in de Beeldentuin van Museum Kröller Muller).
Van de voortgang van het metselwerk werden sinds de aanvang in juli 1955 elke week foto’s gemaakt, die Moore van kanttekeningen en correcties voorzag en vanuit London terugstuurde. Opmerkingen had hij overigens mondjesmaat, want de kunstenaar was blij verrast over het vakmanschap van beide meestermetselaars. Uiteindelijk achtte Moore het niet eens meer nodig om zelf de finishing touch aan te brengen, zo perfect was het metselwerk uitgevoerd. Als blijk van waardering schonk hij zijn ontwerp voor het muurreliëf aan het Bouwcentrum. Onder grote belangstelling werd het werk onthuld op 22 december 1955, tegelijk met de overdracht van de nieuwbouw. Moore beschreef het werk als een ‘rustpunt voor het oog’, en een ‘harmonisch hoofdstuk van het ritmische verhaal, dat door de lijnen en vlakken van het gebouw wordt verteld’. In de loop der jaren is de harmonie tussen het muurreliëf en de rest van het gebouw waarvan Moore sprak, echter verstoord geraakt. In 1967-70 werd het pand opnieuw uitgebreid, waarbij de ingang naar de andere zijde werd verplaatst zodat bezoekers niet meer langs het werk van Moore kwamen. Eind jaren tachtig verhuisde het Bouwcentrum naar een andere locatie en liet de nieuwe eigenaar van het pand een grijs-witte gevelbeplating aanbrengen, die niet past bij het bakstenen reliëf. Door al deze wijzigingen is het reliëf van Moore verworden tot niet meer dan een incident langs een drukke verkeersweg … en dat is jammer!
Literatuur
RKD, Den Haag, afdeling persdocumentatie, diverse knipsels ter gelegenheid van de plaatsing van het kunstwerk in 1955
Beeldengids Centrum Rotterdam, 2001
J.J. Beljon, H.O. Eckardt e.a. [red.], Dialoog kunst en gebouw, voorbeelden uit de praktijk, Rotterdam 1970
H. Read [introduction], Henry Moore, Sculptures and Drawings, Londen 1957-1965