Ossip Zadkine, De verwoeste stad (1951) op Plein 1940, foto Jannes Linders

Ossip Zadkine, De verwoeste stad (1951) op Plein 1940, foto Jannes Linders

 

 

 

De verwoeste stad (1953), foto BKOR archief

De verwoeste stad (1953), foto BKOR archief


Het kunstwerk

De verwoeste stad is volgens Ossip Zadkine ontstaan toen hij in 1946 met de trein het door oorlogsgeweld gehavende Rotterdam binnenreed. Het is in zijn eigen woorden: ‘Een kreet van afschuw tegen de onmenselijke wreedheid van deze beulsdaad’ [1].

Het beeld stelt een ontredderde figuur voor, hoofd en armen zijn ten hemel geheven. Zadkine laat de armen, benen en handen in verschillende richtingen wijzen waardoor het beeld bijzonder dynamisch aandoet. De figuur staat tegen een boomstronk aan geleund; de zes meter hoge kolos heeft zo een extra steuntje om zijn fysieke evenwicht te kunnen bewaren. Opvallend is vooral het gat in het midden van de romp: Rotterdam herkent hierin haar op 14 mei 1940 vernietigde stadshart. Het beeld bundelt belangrijke kenmerken van Zadkine’s beeldhouwkunst: de menselijke figuur, een kubistische beeldtaal en de hevige expressie van emotie.

De verwoeste stad is hét symbool voor het gebombardeerde stadshart van Rotterdam geworden en tevens een van de bekendste oorlogsmonumenten van West-Europa. Ieder jaar wordt hier de verwoesting van Rotterdam herdacht, evenals dramatische gebeurtenissen elders in de wereld.

[1] uit: M.G. Schenk, Ossip Zadkine, Amsterdam 1967

Bijnamen
Gat, Stad zonder Hart
Vervaardiging
1951
Verwerving
1953
Plaatsing
1953
Locatie
1953, Plein 1940, Centrum
Stroming
Abstract expressionisme
Onderdelen
2, beeld en sokkel
Inscriptie
Rechtsachter op basement O.Zadkine 1951
Vervaardiging, plaats
Parijs
Vervaardiging, proces
Vervaardigd in atelier onder supervisie van de kunstenaar
Vervaardiging, personen
Susse Freres Fondeurs Parijs
Materiaal
Geelkoperlegering
Verwerving
Schenking (tot 1978 anoniem)
Eigenaar
Gemeente Rotterdam

De plek

Zadkine maakte het beeld niet specifiek voor Rotterdam, maar als een algemeen gedenkteken van de oorlog. Het eerste model vervaardigde hij in terracotta. Dat werd geëxposeerd in Berlijn en raakte bij het vervoer ernstig beschadigd. Vervolgens maakte hij een nieuw model in gips, dat in 1948 te zien was op tentoonstellingen onder meer in Amsterdam. De toenmalige directeur van warenhuis De Bijenkorf, de heer Van der Wal, raakte onder de indruk van het beeld. Hij wilde het uitvergroot in brons aan de stad Rotterdam schenken omdat Rotterdam, net als de Bijenkorf, door de oorlog in het hart getroffen was.

Om de Rotterdammers aan het beeld te laten wennen heeft men het voorafgaand aan de plaatsing tweemaal aan het publiek gepresenteerd: in 1949 in Museum Boijmans Van Beuningen en in 1950 op de manifestatie Rotterdam Ahoy. Op voorwaarde dat Zadkine zelf de locatie voor het beeld mocht bepalen en dat de schenker anoniem zou blijven, werd het beeld aan de gemeente overgedragen. Op 15 mei 1953 werd het onthuld door burgemeester Van Walsum.

Ossip Zadkine

Ossip Zadkine

Ossip Zadkine (1888-1967) wordt in 1890 in Vitebsk in Wit-Rusland geboren. Zijn vader stuurt hem op zijn vijftiende naar Engeland om daar de taal en enige ‘goede manieren’ te leren. Zadkine komt in Londen terecht. Hij volgt lessen aan Regent Street Polytechnic maar stopt daar snel mee omdat hij de docenten te behoudend vindt. In 1909 vestigt hij zich in Parijs, waar hij in contact komt met veel kunstenaars die zich met nieuwe kunststromingen zoals het kubisme bezighouden. In 1911 heeft hij zijn eerste exposities.

Na de Eerste Wereldoorlog werkt Zadkine in een geometrische stijl die is afgeleid van het kubisme. Hij gebruikt materialen als boetseerklei, steen en hout. Vanaf 1930 wordt zijn werk steeds barokker en ruimtelijker. Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt vlucht Zadkine naar de Verenigde Staten waar hij zijn eerste doorboorde figuren maakt. Eenmaal terug in Parijs blijkt veel werk uit zijn atelier te zijn verdwenen of verwoest.

Terugkerende thema’s in Zadkines sculpturale werk zijn de bijbel en de mythologie, de muziek en dichtkunst. Zijn werk krijgt in de loop der tijd een expressieve lyriek en een steeds sterkere plasticiteit. In 1950 wint Zadkine de Grote Prijs voor de Beeldhouwkunst op de Biënnale van Venetië en in 1960 die van de stad Parijs. Hij overlijdt in 1967 in Parijs en ligt daar begraven op Montparnasse.


De Verwoeste Stad

Hanneke de Man

Zonder twijfel is De verwoeste stad het meest bekende beeld in Rotterdam. Ook in het oeuvre van Ossip Zadkine neemt het een bijzondere plaats in. Het is niet alleen zijn grootste sculptuur, maar ook een van de meest overtuigende uitingen van wat hem als kunstenaar bezighield. Met Henri Laurens en zijn landgenoten Alexander Archipenko en Jacques Lipchitz, behoort Zadkine tot de generatie beeldhouwers voor wie de kennismaking met het kubisme in Parijs rond 1910 een belangrijke impuls vormde. Het kubisme wees hem de weg om zijn belangrijkste thema – de menselijke figuur – op te vatten als een samenspel van lijnen en open en gesloten vormen. Evenzeer zocht Zadkine de emotie. Zijn sculpturen worden gekenmerkt door een grote expressiviteit. Vooral in Nederland werd Zadkine beschouwd als een van de belangrijkste kunstenaars van zijn tijd, ook al was zijn kunst duidelijk geworteld in de traditie. In de voetsporen van Rodin, een kunstenaar voor wie hij grote bewondering had, verbeeldde Zadkine in de menselijke figuur de condition humaine. Nergens heeft dat grote thema zo overtuigend gestalte gekregen als in De verwoeste stad. Dit beeld is de belichaming geworden van het gebombardeerde Rotterdam.

Toch stond Zadkine in eerste instantie een universeler gedenkteken voor ogen. Een in terracotta uitgevoerd ontwerp van het beeld werd in de zomer van 1947 voor het eerst getoond in Praag en Berlijn. Nadat het 70 centimeter hoge beeld tijdens een transport onherstelbaar was beschadigd, vervaardigde Zadkine een nieuwe versie, dit maal van gips. Dit bijna twee maal zo grote beeld maakte deel uit van een solotentoonstelling, die in de zomer van 1948 plaatsvond in Brussel en Amsterdam. Getuige Zadkine’s memoires trok zijn ontwerp in het Stedelijk Museum pas voor het eerst echt de aandacht: “Ik merkte hoe de beleefde waardering –onverschilligheid bijna- die mijn project tot dan toe ten deel gevallen was, plaatsmaakte voor een emotionele reactie door wat men destijds had ervaren.” G. van der Wal, algemeen directeur van warenhuisconcern de Bijenkorf en groot liefhebber van moderne kunst, was zo onder de indruk dat hij het plan opvatte om een monumentale versie van het beeld te schenken aan de stad Rotterdam. In mei 1949 had dit plan zulke vaste vormen dat Zadkine het beeld op zijn overzichtstentoonstelling in het Musée d’Art Moderne in Parijs de titel Ontwerp voor de verwoeste stad Rotterdam meegaf. Om iedere schijn van persoonlijk belang te vermijden bleef Van der Wal (tot 1978) als schenker anoniem. Als voorwaarden voor de schenking wilde hij dat de gemeenteraad unaniem akkoord zou gaan en dat Zadkine zelf de plek voor het monument zou mogen bepalen.

Om de reacties te peilen werd het ontwerp tot tweemaal toe aan de bevolking van Rotterdam gepresenteerd. Voor het eerst gebeurde dat in Museum Boymans, waar op 1 december 1949 een overzichtstentoonstelling werd geopend, met het – nu in brons uitgevoerde – ontwerp prominent opgesteld in de ronde bovenhal. Het is kenmerkend voor de omzichtigheid waarmee men te werk ging, dat de naam Rotterdam weer uit de titel was verdwenen. De pers reageerde over het algemeen positief op het voornemen om een monumentale sculptuur van Zadkine in de openbare ruimte te laten verrijzen: een plan dat ‘dus niets minder (betekent) dan dat ons land een monument krijgt van een der grootste beeldhouwers van deze tijd’, aldus het dagblad Trouw op 3 december 1949. Een uitzondering vormde het felle artikel in het Katholiek Bouwblad van J. Tillema, directeur gemeentewerken van de stad Rotterdam. Tillema vroeg zich retorisch af: ‘Moet deze bezetene, zes meter hoog, voor altijd als een demonische gesel het nieuwe hart van mijn stad slaan met verlamming?’ Hij vond weinig bijval. Voor velen was een van de kwaliteiten van de sculptuur juist dat het ‘de ontreddering en het verlangen om zich te verheffen voor ieder direct verstaanbaar weergeeft.’ Aan die herkenbaarheid droeg Zadkine ook zelf het zijne bij. Al direct in de dagen rond de opening van de tentoonstelling in Boymans typeerde hij – in gesprekken met journalisten – het gebombardeerde Rotterdam als ‘een stad welke haar hart is uitgerukt’. Al snel was de vereenzelviging van beeld en stad een feit. Niet alleen werd het uitgerukte hart van de tragische figuur opgevat als symbool van het vernietigde stadscentrum, ook de rauwheid en de bonkigheid werden in verband gebracht met het karakter van de Maasstad. De verregaande annexatie van het beeld vond zijn hoogtepunt in de theatrale presentatie op de tentoonstelling Rotterdam Ahoy’ in de zomer van 1950: dramatisch uitgelicht en tegen de achtergrond van een grote foto van de verwoeste binnenstad.

Hoewel Zadkine vanaf 1949 steeds heeft bevestigd dat de aanblik van het gebombardeerde Rotterdam de aanleiding was voor het ontwerp, is het niet duidelijk welke rol de stad feitelijk heeft gespeeld. Het is waarschijnlijker dat Le Havre, de stad waar Zadkine in 1945 aankwam na een vierjarige ballingschap in Amerika, de eerste aanzet gaf voor het beeld. Ongetwijfeld was Zadkine er veel aangelegen om zijn ontwerp daadwerkelijk op monumentale schaal uit te voeren. Behalve wellicht een zeker opportunisme, zal ook zijn behoefte om de kloof te dichten tussen de moderne kunst en het publiek hem er toe hebben verleid om zijn beeld zo letterlijk aan Rotterdam te verbinden. Zijn uitleg heeft er zeker toe bijgedragen dat de schenking in de zomer van 1951 officieel werd aanvaard en dat het ruim zes meter hoge beeld op 13 mei 1953 kon worden onthuld. Tegelijkertijd echter heeft de nadrukkelijke koppeling aan het bombardement op het hart van Rotterdam de blik op het beeld vernauwd. De opening in de romp is veel meer dan een symbool voor een verwoest centrum. Op formeel niveau is het een scharnierpunt voor een barokke spanning en dynamiek. In De verwoeste stad worden de als abstracte volumes opgevatte benen verenigd met het uitvergrote realisme van de achterovergeworpen kop en de opgeheven armen. In dit samengaan van verschillende vormidiomen speelt de romp een belangrijk rol.

De intentie een emotie over te brengen, is ook van belang geweest voor de keuze van de locatie. In oktober 1950 spreekt Zadkine zich uit voor de kop van de Leuvehaven; de twee andere hem voorgelegde opties waren het park achter Museum Boymans en het Kruisplein. Midden in het centrum en nog niet gehinderd door oprukkende hoogbouw bood de Leuvehaven alle ruimte om de dramatiek van het beeld tot zijn recht te doen komen. Geplaatst op een twee meter hoge sokkel (ontworpen door zijn eens zo felle tegenstander Tillema) tekende de zes meter hoge figuur zich vrij af tegen de hemel en fungeerden de kranen in de haven als echo voor de dramatisch geheven armen. Niet alleen door het motief van de opgeheven armen is Zadkine’s De verwoeste Stad meermalen vergeleken met de Guernica van Picasso uit 1937. Beide kunstenaars zijn er in geslaagd om in het idioom van de moderne kunst op een voor velen overtuigende wijze gestalte te geven aan het drama van de oorlog.

Literatuur
Beranova, Jana en Jim Postma, Zadkine, Rotterdam z.j.
Hammacher, A.M, inleiding in cat. Ossip Zadkine, Museum Boymans 1949
Langner, Johannes, Mahnmal für Rotterdam, Stuttgart 1963
Lecombre, Sylvain, Ossip Zadkine, L’Oeuvre Sculpté, Paris 1994, pp.435-437 en 457-461
Lichtenstern, Christa, Ossip Zadkine(1890-1967), der Bildhauer und seine Ikonographie, Berlin 1980, pp. 457-461.
Zadkine, Ossip, Le Maillet et le Ciseau. Souvenirs de ma vie, Paris 1969
R.V, ‘Zadkine: Beeldhouwer van deze tijd. Verrassende tentoonstelling in Museum Boymans’ in Trouw, 3-12-1949.
‘Imposante tentoonstelling van Zadkine” in N.R.C. 2-12-1949
Tillema, J.C.A.’ Schoonheid of Demonie’ in Katholiek Bouwblad, 7 januari 1950, pp.100-103