Els Brinkman

Met de schenking in 1953 van Ossip Zadkine’s De verwoeste stad bezorgde warenhuis de Bijenkorf Rotterdam een Nederlandse primeur: een groot modern beeldhouwwerk in de stedelijke openbare ruimte. Vier jaar later leverde de Bijenkorf opnieuw een belangrijke bijdrage. Ditmaal realiseerde het warenhuis bij haar nieuwbouw aan de Coolsingel een 26 meter hoge constructie van de Russische kunstenaar Naum Gabo. Het is het grootste constructivistische kunstwerk dat ooit in de openbare ruimte geplaatst is.

Met de installatie van het beeld had nieuwbouw van de Bijenkorf, een schepping van de Duits-Amerikaanse architect Marcel Breuer, zijn voltooiing bereikt. Door het bombardement van 1940 was de mogelijkheid ontstaan de westelijke rooilijn van de Coolsingel terug te plaatsen, waardoor de straat werd verbreed om beter aan de moderne verkeerseisen te kunnen voldoen. Ir. C. Van Traa had een stedenbouwkundig plan ontwikkeld dat voorzag in een reeks van voorbouwen, zodat de Coolsingel een wisselende, ‘dubbele’ rooilijn zou krijgen. De architect van de Bijenkorf had echter een rechthoekige doos ontworpen en meende dat het effect van een voorbouw ook met een grote sculptuur kon worden bereikt. Het beeld van Gabo kwam op de plaats waar de Commissie voor Stadsontwikkeling en Wederopbouw, onder leiding van Van Traa, een voorbouw van het warenhuis had geëist als stedenbouwkundig accent. Het idee om de constructivist Gabo te vragen, was geopperd door Nelly van Doesburg, die door Bijenkorf-directeur dr. G. van der Wal werd geraadpleegd over kunstaankopen voor de Rotterdamse vestiging. Begin juni 1954 bezocht Van der Wal de Russische emigré in Londen en nodigde hem uit voor een kort bezoek aan Nederland, wat resulteerde in de opdracht voor een gevelsculptuur van twintig bij twaalf meter met een diepte van vier meter.

Drie maanden later arriveerde een model van Gabo’s eerste ontwerp in Rotterdam: een organische constructie omgeven door vier driehoekige lineaire vormen. Hoewel iedereen er enthousiast over was, keurden Van Traa en zijn commissie het ontwerp toch af, omdat dit wandreliëf volgens hen niet in staat was het gewenste volume te suggereren. Ze meenden dat de voorbouw alleen met architecturale middelen tot stand kon worden gebracht. Mede omdat de tijd was gaan dringen bij de wederopbouw van de Coolsingel ging de Commissie, die haast wilde maken met oplevering van de Bijenkorf, in november 1954 akkoord met een vrijstaande sculptuur als invulling van het ritme van de rooilijn. Gabo was verheugd over de nieuwe opdracht, die hij uitermate lastig vond maar tegelijkertijd ook de grootste uitdaging in zijn carrière. Tijdens zijn werkzaamheden voerden hij en Van der Wal een correspondentie, waarbij de kunstenaar nauwkeurig verslag deed van zijn vorderingen. Aanvankelijk ontwierp Gabo een torenconstructie met een soort kraag die met een boog op de grond steunde. Toen hij zich ervan had verzekerd dat de toren geen extra ondersteuning nodig zou hebben, liet hij de kraag weg uit het definitieve model. De hoofdvorm van dit ontwerp was een variant op zijn niet-uitgevoerde ontwerp voor het Monument to The Unknown Political Prisoner uit 1952. In oktober 1955 verscheepte Gabo dit model naar Nederland. De Bijenkorf-directie keurde het onmiddellijk goed en in december volgde ook de goedkeuring van de gemeente.

In januari 1956 beschreef Gabo aan de Britse kunsthistoricus Herbert Read hoe hij tot zijn (titelloze) Bijenkorf-beeld was gekomen: ‘De organische structuur in de plantenwereld bood mij de oplossing voor het nieuwe concept dat ik nodig had. Ik had het gevoel dat ik vooral daar naar een oplossing moest zoeken voor mijn probleem met de structuur. Toen dit principe mij eenmaal duidelijk was, kwam de hele vorm van de sculptuur er op een vanzelfsprekende manier uit voort. Ik heb het beeld opgevat als een boom, de stam, de wortels en de takken…’

Het ontwerp -een elegante toren bestaande uit vier dubbele ribben die over de beeldhoogte 90 graden draaien en bovenin versmelten, met erin een webachtige constructie- moest worden uitgevoerd in (roestvrij) staal en brons en kreeg een sokkel van beton, bekleed met zwart marmer. N.V. Hollandia in Krimpen aan de IJssel kreeg de opdracht om het beeld te vervaardigen. Maar eerst werd de constructie van het model getest op bestendigheid door TNO in Delft en in de windtunnels van het Nationaal Luchtvaart Laboratorium. Omdat Gabo hoogst wantrouwend was over de uitvoering van het beeld voerde hij een maandenlange strijd met de Bijenkorf over het recht op supervisie. Tijdens de fabricage kwam hij regelmatig naar Nederland.

Over het honorarium van de kunstenaar was geen duidelijke afspraak gemaakt. Al in een vroeg stadium had Van der Wal gezinspeeld op een bescheiden bedrag voor het ontwerp, omdat de vervaardiging ervan bepaald niet goedkoop zou zijn. Gabo zou betaald worden op basis van het aantal uren dat hij aan het kunstwerk had besteed en hoewel hij daarmee aanvankelijk had ingestemd, kwam hij hier later op terug. Hij had 15.000 dollar ontvangen voor het ontwerp van de gevelsculptuur en de twee schaalmodellen en wilde minstens eenzelfde bedrag voor de oplevering van het werk. Op aandringen van Sandberg, directeur van het Amsterdamse Stedelijk Museum, nam hij uiteindelijk genoegen met het aangeboden bedrag van 10.000 dollar. Het Bijenkorf-beeld werd daarop het belangrijkste werk in het oeuvre van de kunstenaar.

Op 21 mei 1957 (de jaarlijkse Rotterdamse Opbouwdag), werd het beeld onthuld door burgemeester Van Walsum. Gabo verkondigde dat het de geestkracht en energie van de Nederlanders uitdrukte. In de volksmond werd het beeld al snel ‘de boom’, ‘de bloem’ en vooral ‘het ding’ genoemd. Kennelijk werd dit hoogtepunt van constructivistische sculptuur ook door de spreeuwen als een boom beschouwd. In groten getale streken ze ’s winters op het beeld neer en zorgden voor een glibberige laag uitwerpselen. Binnen een jaar stond ‘het ding’ in de steigers. Ter gelegenheid van Gabo’s overzichtstentoonstelling in 1958 in Museum Boijmans-van Beuningen werd het schoongemaakt en tegelijk werden de lassen van de ribben vernieuwd om inwendige corrosie tegen te gaan. Voorjaar 1960 werd het beeld opnieuw in de steigers gezet voor grondige herstel- en schoonmaakwerkzaamheden. Bij die gelegenheid vatte het dekzeil rond de steigers vlam en stond het beeld tien minuten in brand. Het herstel bleek de productiekosten ver te gaan overtreffen. Na lang aarzelen besloot de Bijenkorf het beeld toch te restaureren. Een van de overwegingen daarbij was dat het beeld in binnen- en buitenland grote bekendheid had gekregen. De Bijenkorf-constructie wordt door alle belangrijke critici en in alle standaardwerken over moderne kunst besproken, en gezien als een hoogtepunt in het oeuvre van Gabo. Door jarenlange verwaarlozing is het beeld tegenwoordig echter in slechte staat. Bovendien is de oorspronkelijk werking van het beeld verloren gegaan door ingrijpende veranderingen in de stedelijke situatie.

Bronnen/Literatuur
Gemeentearchief Amsterdam, KBB-archief
Steven A. Nash, Jörn Merkert (Hrsg.), Naum Gabo. Sechzig Jahre Konstruktivismus, München 1986
Martin Hammer, Christina Lodder, Constructing Modernity. The Art & Career of Naum Gabo, New Haven/Londen 2000

Kunstwerken