Bert Jansen

Het beeld: een bronzen afgietsel op ware grootte van een volwassen boomstam, negen meter hoog. De top ontbreekt; de nadruk valt op de voet en de aanhechting van de wortels. De boom wordt omhoog getild door vijf stutten zodat hij in de lucht lijkt te hangen. Naast elke stut staat een jonge, pas geplante boom. Het is duidelijk dat het hier gaat om natuurlijke groei als transformatieproces. Over een jaar of tien zal het lijken alsof de bronzen boom wordt opgetild door de bomen eromheen. Voor wie niet bekend is met het oeuvre van Giuseppe Penone lijkt Elevazione (Verheffing) vooral te zijn geïnspireerd door de specifieke entourage. Zijn beeld past moeiteloos in de rij bomen langs de Westersingel, die net als de sculpturen ’s avonds worden aangelicht. Een andere overeenkomst tussen Penone’s installatie en de directe omgeving zijn de nieuw aangeplante bomen, die door palen worden ondersteund.

Elevazione verbeeldt echter niet alleen de genius loci, de sfeer van deze plek. Het beeld is ook kenmerkend voor het oeuvre van Penone. Binnen de Nederlandse kunstcollecties is deze Rotterdamse boom verwant aan de bronzen beuk die de kunstenaar in 1988 plaatste in het beeldenpark van het Kröller-Müller Museum in Otterlo, in een beukenlaan waar een boom ontbrak. Een ander aanknopingspunt met Penone’s werk vormen de ondersteunende jonge bomen van Elevazione, die herinneren aan de serie Alberi (Bomen) die hij in 1980 in het Stedelijk Museum in Amsterdam exposeerde. Dit werk bestond uit balken die overlangs voor de helft zijn afgepeld tot op een vroegere jaarring, zodat de jongere boom, door het groeiproces afgedekt, komt bloot te liggen. Het innerlijk wordt naar buiten gekeerd door een terugdraaiing van de tijd. Elevazione is ontstaan vanuit een gelijksoortige gedachte, alleen wordt hier een wissel genomen op de toekomst, wanneer de groeiende bomen de bronzen boom in hun midden zullen dragen als een herinnering aan een voorouder.

De boom is een steeds terugkerend thema in het oeuvre van Penone. Dat gaat terug tot december 1968 toen hij in het dorp waar hij als boerenzoon opgroeide, elke dag een ingreep deed die het groeiproces van bomen beïnvloedde. Op foto’s daarvan is te zien hoe hij een boomstammetje vastgrijpt en hoe hij zijn greep verwisselt met een metalen afgietsel van zijn hand. Zo verhinderde hij de stam op die plaats dikker te worden. Andere foto’s tonen hoe hij drie kleine stammetjes door elkaar vlocht om ze ineengestrengeld verder te laten groeien. Penone was toen 22 jaar. Op de kunstacademie in Turijn had hij al Gilardi, Anselmo en Pistoletto leren kennen. Samen met het werk van Merz, Fabro, Paolini en Kounellis werd hun kunst door de kunstcriticus Germano Celant in 1967 samengebracht onder de noemer Arte Povera. Hun werk was bedoeld als een Italiaans antwoord op de Amerikaanse minimal en post-minimal art, als een bewust teruggrijpen op klassieke en eeuwenoude symbolen die in de cultuur verankerd liggen. In hun beelden gebruikten ze vaak ‘arme’ alledaagse materialen als stro, hout, steenkool, metaal of fruit, die in onderlinge combinaties een symbolische en associatieve werking hebben.

Penone is als kunstenaar geïnteresseerd in de spirituele kwaliteit van het groeiproces waarvan de boom, die heel oud kan worden, bij uitstek de uitdrukking is. In alle culturen wordt de boom gezien als de axis mundi, de as van de wereld, de groeiende verbinding tussen de aarde en de hemel. Als zodanig belichaamt de boom de doorbreking van de tegenstelling natuur-cultuur, hét thema van de Arte Povera-kunstenaar. Dit verklaart ook waarom aarde en klei als materiaal bij Penone geliefd zijn. Klei en aarde vormen de basis voor alle groei en klei is, om zijn beschikbaarheid en veelzijdige materiële eigenschappen in alle tijden gebruikt als artistiek medium. Het Stedelijk Museum in Amsterdam bezit twee beelden van de kunstenaar waarin het artistiek gebruik van klei wordt gethematiseerd. Soffio I (Ademtocht I, 1978) is een levensgrote ‘bel’ van rode, gebakken klei waarin Penone zijn lichaam en mondholte heeft afgedrukt. Hij verwijst daarmee naar de scheppingsmythe van de mens, die uit klei zou zijn geschapen en het leven ingeblazen kreeg door Gods adem. Met Albero di Terra (Boom van Aarde, 1986) vergelijkt Penone het cultiveren van planten en de natuurlijke groeiprocessen met de beeldhouwkunst. Dat doet hij via een verwijzing naar de oneindige zuil van Brancusi: drie stapels bloempotten die met de openingen op elkaar zijn geplaatst. Uit de bovenste pot groeit een plant die zich verstrengelt met een boom die uit aarde is gevormd.

Door zijn ingrepen op levend, natuurlijk materiaal, maakt Penone duidelijk dat de creativiteit van de kunstenaar verwant is aan het geheimzinnige leven dat de natuur beheerst. De scheppende kracht van de natuur en van de kunstenaar komen in zijn werk samen en bepalen in wisselwerking met elkaar het uiteindelijke kunstwerk. Ook in het werk aan de Westersingel komt dit tot uitdrukking. Zelfs de titel Elevazione, verwijst naar de ‘goddelijke’ status van de kunstenaar met zijn scheppende kracht. Het herinnert aan een van de ingrepen die de jonge Penone deed in december 1968. Hij omklemde met zijn armen en benen een boom waarna hij met ijzerdraad de contouren van zijn lichaam op de bast tekende en daarop vastspijkerde. Penone volgde daarmee het voorbeeld van Apollo, de god van de kunsten. Toen die zijn liefde wilde opdringen aan Daphne smeekte de nimf de goden om haar het vrije leven in de natuur niet te ontnemen. De goden verhoorden haar gebed en veranderden haar in een altijd groene laurierboom. Apollo omarmde haar tijdens die metamorfose en beloofde haar, als herinnering aan zijn liefde, zich altijd met een laurierkrans te tooien.

Literatuur
G.Celant, Arte Povera, Milaan 1969, p.168-173.
G.Celant, Giuseppe Penone, cat. Stedelijk Museum Amsterdam 1980.
J.Bradley en G.Penone, Giuseppe Penone, ARC/Musée de l’Art Moderne de la Ville de Paris, 1984.
Cat. Internationale Beeldententoonstelling Sonsbeek 86 Arnhem, Utrecht 1986, p.96-97 en p.232-235.

Kunstwerken